Rust is het antwoord
Op 13 november 2019 verschijnt er op de website van DVHN (Dagblad van het Noorden) een opiniestuk met als titel: “De rust moet terug in de lessen.” (1) Ik ben benieuwd naar de inhoud van deze stellingname en, vooral, de onderbouwing.
Het is geschreven door Peter de Vos. Hij is gepensioneerd gym- en natuurkundeleraar.
Ik denk dat het goed is om naar mensen met een rijk onderwijsverleden te luisteren. Het stuk bevat een aantal goede elementen. Helaas slaat de schrijver ook een aantal keren de plank mis. We moeten, denk ik, af van anekdotische bewijsvoering. Deze wordt te vaak aangevoerd als overkoepelend en universeel. Ze doen het leuk als anekdote, maar daar moeten we het wel bij laten.
Citaat 1:
“De hoogte van het salaris is ook een vaak genoemd argument in de discussie over de problemen in het onderwijs. Naar mijn idee mag dat wel iets meer zijn, maar slecht betaald worden de onderwijsgevenden nu ook weer niet.”
Er zijn veel problemen in het onderwijs, maar de hoogte van het salaris wordt nagenoeg nooit genoemd als argument om deze problemen te verklaren. Ook het feit dat we slecht betaald zouden worden heb ik nog weinig gehoord. De mensen in met name het basisonderwijs zien graag dat de niet uit te leggen en als oneerlijk ervaren kloof tussen de salariëring van PO en VO wordt verkleind. Maar dat daar de oorzaak van andere problemen ligt is echt onwaar.
Citaat 2:
“De groepsgrootte wordt vaak aangehaald als belangrijke oorzaak van de verzwaring van de onderwijstaak. Dat is echter geen factor van groot belang. Ikzelf zat in 1960 in een eerste klas van meer dan dertig leerlingen. Dat was toen niet zo’n probleem. De leerlingen hadden thuis geleerd goed te luisteren op school en zo niet, dan zwaaide er wel wat bij thuiskomst!”
De oud-leraar komt middels een anekdotische introductie tot een aantal verrassende conclusies. Dat hij zelf in een gestroomlijnd functionerende klas met meer dan 30 leerlingen zat is prettig te lezen maar voegt nagenoeg niets toe aan deze discussie.
Dat een klas van meer dan 30 in zijn tijd geen probleem was kan zijn, maar ik ga er vanuit dat de juf van zijn eerste klas eventuele problemen niet met de klas besprak. Dus of er eventuele problemen waren zal aan hem, zijn medeleerlingen en hun ouders voorbij zijn gegaan.
Het argument waarin grote klassen vroeger worden vergeleken met huidige klassen (die trouwens tegenwoordig ook vaak meer dan 30 leerlingen bevatten) is natuurlijk het vergelijken van appels met peren. De werkwijze is anders, de tijd is anders en de mensen zijn anders.
De schrijver suggereert in de laatste zin dat kinderen tegenwoordig niet meer leren om naar de leerkracht te luisteren is niet onderbouwd. Ik denk, om ook eens anekdotisch te zijn, dat de kinderen van tegenwoordig ook gewoon wordt verteld goed naar de leerkracht te luisteren. Luisteren als in “alles slikken voor zoete koek” is gelukkig voorbij. Ik luisterde vroeger naar mijn juffen en meesters uit angst. Angst voor straf en andere sancties. Ik was eigenlijk altijd bang en op mijn hoede. Dat heeft helemaal niets met respect voor de leerkracht te maken. Integendeel zou ik willen stellen.
Citaat 3:
“U zult begrijpen dat stagiairs die van de pabo of een andere lerarenopleiding afkomen, enorm schrikken van de ‘toestand’ van een klas waar zij voor komen te staan. Wat allemaal komt kijken bij het lesgeven en hoe je je staande moet houden voor de klas, schrikt dermate af, dat veel van deze studenten het voor gezien houden. Ook weten de huidige studenten zelf nog hoe het was als leerling in een klas met een wanhopige leerkracht ervoor; dat werkt ook niet echt mee.”
Als een zin begint met “U zult begrijpen dat ….” gaan bij mij alarmbellen af. Het is een gekende discussietruc waarin de lezer geneigd is sneller akkoord te gaan met het gelezene omdat men anders blijkbaar iets niet begrijpt. Dat voelt niet lekker, dat niet begrijpen. Ik ben dan extra alert op dat wat ik dien te begrijpen.
Ik lees een tegenstrijdigheid: de studenten schrikken van de toestand en ze weten zelf nog hoe het was.
Alles valt of staat met een goede voorbereiding op de lerarenopleiding en PABO. Als de schrijver bedoelt dat deze onvoldoende is met ik het volmondig met hem eens. Maar dat schrijft hij niet. Of hij dat bedoelt weet ik niet.
Citaat 4:
“De rust in de lessen moet terug. Dat zal uiteindelijk leiden tot meer respect voor de leerkracht.”
Ik zou graag meer onderbouwing zien van het oorzakelijk verband tussen rust in de les en respect voor de leerkracht. Vooralsnog ben ik nog niet overtuigd van dit verband. Rust in de les is trouwens wel belangrijk. Respect voor de leerkracht ook.
Citaat 5:
“Om toch te kiezen voor dit beroep moet je wel uiterst gepassioneerd zijn en een specifiek soort onderwijzers-DNA bezitten want je kiest voor een mooi vak waar helaas weinig respect meer voor is. Of dat in de toekomst anders zal zijn? Vast wel … Maar of ik dat nog mag meemaken?”
Wederom wordt de “weinig respect” kaart hier ook weer getrokken.
Na deze eindzinnen vraag ik me af wat de schrijver voor ogen heeft. Hij haalt, op een beetje onhandige wijze, een aantal zaken aan die anders moeten. (respect voor de leerkracht, de rol van de ouders, salariëring en afhakende stagiairs). Maar ik lees geen oplossingen voor genoemde zaken. Het blijft allemaal een beetje in de lucht hangen. Dat is een gemiste kans.
Zoals gezegd ben ik er van overtuigd dat de jongere generatie dingen kan leren van de oudere onderwijsgeneratie, maar dat geldt ook andersom. Ik reken mezelf met bijna 40 jaar voor de klas ook tot de oude rotten. Deze veteranen moeten proberen niet de oude tijd waarin grote groepen kinderen naar kennis smachtend in de banken ja en amen speelden te verheerlijken. Ik zie ook veel veranderingen (lees met nadruk niet vernieuwingen) die een verbetering zijn. Het woord verandering zegt het al. Je gaat uit van dat wat er is en verbetert deze aan de hand van effectieve en bewezen zaken. Zo moet het zijn …..
Bertus Meijer / Onderwijsenzo
November 2019