Nieuwe ronde, weer geen kansen.
Kinderen moeten gelijke kansen hebben. Ik denk dat hier weinig op af te dingen valt. Ook voor het Ministerie van OCW is het een groot item. Ze hebben er, terecht, een aparte website aan gewijd. (1) Je kunt je wel afvragen of het een grote prioriteit heeft bij het ministerie gezien de recente ontwikkelingen. Of eigenlijk gebrek aan ontwikkelingen.
Dat geheel neemt niet weg dat er een heleboel zaken in onderwijsland gebeuren die knabbelen aan gelijke kansen. Zaken waar we zelf invloed op hebben en zaken die buiten onze invloed liggen.
Als je deze factoren op een rijtje zet slaat de schrik je om het hart. Althans bij mij wel. Tijdens mijn voorbereiding op dit stuk kwam ik best tot de conclusie dat er veel winst te behalen is. We propageren gelijke kansen, maar voor sommige kinderen zijn ze nagenoeg onhaalbaar. En dat kunnen we onszelf ook voor een deel aanrekenen. Ondanks alle goede bedoelingen. Want daar twijfelt niemand aan.
Onderstaand is een longread maar raakt voor mij op allerlei manieren de kern van wat ik onder goed onderwijs versta.
Wat zijn gelijke kansen?
Volgens de site encyclo.nl is de definitie: “Het ontbreken van belemmeringen die verbonden zijn aan sekse, handicap, afkomst, leeftijd, … voor deelname aan het economische, politieke en sociale leven.” (2)
Ik zou hem voor het onderwijs en het kader van dit artikel willen herschrijven in: “Het ontbreken van belemmeringen die verbonden zijn aan (sociale) afkomst voor deelname aan alle mogelijkheden die het onderwijs biedt.”
Uit het vervolg zal blijken dat gelijke behandeling soms haaks staat op gelijke kansen. Soms moet je juist ongelijk behandelen om de kansen gelijk te maken. En dat schuurt bij sommige mensen.
Zijn gelijke kansen haalbaar?
Ik denk het niet. Veel is mensenwerk en dat gaat soms niet goed, maar je moet er naar streven om het te benaderen. Ik zeg zelf weleens dat het bereiken van gelijke kansen een utopie is die onmogelijk te halen is en waarvan ik, wellicht tegen beter weten in, altijd zal blijven proberen dat onmogelijke te bereiken. Een soort prettige eindeloze missie dus. Een pot goud aan het einde van de regenboog. Voor mij een belangrijke drive in mijn werk.
Leerplicht …. Voor wie?
In een ver verleden is de leerplicht ingevoerd. In het jaar 1900 werd in Nederland de eerste leerplichtwet ingevoerd. Tegen het woord leerplicht is soms enige weerstand. Men ziet het soms liever vervangen door leerrecht. Ik denk een andere kant op. Ik denk dat niet de kinderen een leerplicht hebben maar wij hebben een (aan)leerplicht. Wij hebben de plicht om kinderen zaken te leren. Kinderen moeten een leerkans hebben. Ze hebben inderdaad ook het recht om te leren. En als die onder druk staat is er fundamenteel iets mis. En dat dit recht en deze kans onder druk staan zal uit het vervolg blijken.
Wat is de basis?
Om kinderen gelijke kansen te bieden is kennis de belangrijkste sleutel. Niet zelfontdekkende vaardigheden, niet 21e-eeuwse vaardigheden (creatief denken is geen vaardigheid die je kan leren) en niet voorbereiden op beroepen die niemand nu al kent. Je kunt kinderen niet op deze manier voorbereiden op een ongewisse toekomst. Dan geef je speculerend les en dat moet je niet willen. Richt je daarentegen op dat wat blijvend is.
De basiskennis en vaardigheden zullen namelijk voor iedere toekomst hetzelfde zijn: goed rekenen, goed lezen, kritisch lezen, begrijpend kritisch lezen, goed spellen en een goede algemene ontwikkeling. Daar valt niet aan te tornen. Ieder onderzoek die het tegendeel tracht te bewijzen is helaas flinterdun of is deels gebaseerd op anekdotische bewijs.
Ik kom uit een milieu waar deze kennis niet als vanzelfsprekend werd gezien. Op school ben ik meegenomen door mijn juffen en meesters. Zij hebben mij, met hun engelengeduld, bovengenoemde zaken geleerd. En hun liefde was aanstekelijk. Het was nooit saai. Ook niet voor deze, achteraf, te jonge leerling met een korte spanningsboog. Hun meeslependheid sleepte mij mee. Ik ben nog iedere dag blij dat ze dat deden en niet hebben gewacht tot ik zelfontdekkend rijp was. Ik denk dat ik nu niet goed had kunnen lezen zonder hun interventies. Met alle gevolgen van dien.
Het curriculum en de groeiende kloof
We zitten momenteel middenin het curriculum-circus. Want dat is het …. Een circus.
Dat curriculum knaagt helaas aan gelijke kansen. Kennis wordt hier als minder essentieel en “opzoekbaar” gezien. Om kennis die je zoekt op waarde te kunnen schatten moet je toch echt voorkennis hebben. We zien in Amerika hoe een groot deel van de mensen Foxnews als belangrijkste bron van kennis (Het is eigenlijk niet eens kennis maar informatie. Dat is iets heel anders) zien. De gevolgen zijn desastreus. Informatie en kennis worden tegenwoordig vaker verward. Het is vooral zaak kinderen te leren rekenen, spellen, lezen en schrijven. Hiermee leg je een basis. De school heet niet voor niets BASISSCHOOL. Hiermee heb je verwachtingen en leg je je onderwijsambities hoog. Helaas is hiervoor te weinig ruimte in het nieuwe curriculum. Wellicht is burgerlijke ongehoorzaamheid hier een antwoord. Ik ben 57 en word gezien als een grappige, dwarse, oude oom die op verjaardagen leuk probeert te zijn. En ik hoop dat het mijn tijd zal uitdienen. Mijn leedwezen gaat uit naar de jongere collega’s die met dit curriculum aan de gang moeten.
In het nieuwe curriculum wordt ingezet op digitale vaardigheden. In de praktijk is de effectiviteit daarvan onbewezen. De manier van leren van kinderen is namelijk niet ineens veranderd de laatste twintig jaar. Kinderen die geen goede toegang hebben tot deze middelen en niet de kennis hebben deze goed te gebruiken staan op achterstand. Wij moeten ook daarom derhalve inzetten op traditionele en bewezen geletterdheid (Goed (kritisch) lezen, schrijven en spellen. Daar zijn ze weer.). Deze vaardigheid kan dan op een ander niveau ingezet worden (Deursen en van Dijk, 2014) (3)
Laagopgeleiden hebben een meer consumptief internet gebruik (Facebook en Youtube) en beperkte middelen om toegang te krijgen tot goede bronnen. Dit in tegenstelling tot hoogopgeleiden. Zo is er een digitale kloof ontstaan. Een kloof die ook weer leidt tot ongelijke kansen.
Van Deursen en Van Dijk concluderen dan ook: “Met betrekking tot de digitale kloof, zou men traditionele geletterdheid moeten toevoegen aan voorgestelde beleidskaders voor sociale inclusie in relatie tot technologie.” Aan dit advies zijn de initiatiefnemers van de digitaliseringsagenda helaas teveel voorbijgegaan. Een ernstige zaak lijkt mij.
Het kind centraal stellen klinkt idealistisch, maar werkt niet als er niet aan de voorwaarden is voldaan waaronder ik mijn werk goed kan doen. En dat is momenteel, op zijn zachtst gezegd, niet het geval. In een eerder artikel heb ik het een twee-traps-raket genoemd: eerst de leerkracht centraal en deze zal dan de kinderen centraal zetten. Gebeurt het eerste niet dan komt het tweede in het gedrang. Er wordt momenteel niet goed voor ons gezorgd. (4)
Passend onderwijs en gelijke kansen
Over Passend Onderwijs en gelijke kansen is ook een en ander te zeggen.
Passend onderwijs lijkt het toppunt van kansengelijkheid maar is het niet. Integendeel. Het doel was om meer kinderen naar het regulier onderwijs te krijgen. Ze krijgen daar les in grotere groepen met een leerkracht met minder expertise dan in het speciaal onderwijs. De nascholingen om deze expertise op peil te krijgen zijn ronduit slecht en niet verplichtend. De expertise van het speciaal onderwijs sijpelt langzaam weg.
Deze kinderen zullen altijd in de groep onderaan de markt hangen en wegzakken. Ze werken vaak met goedbedoelde eigen leerlijnen maar weten dondersgoed dat ze achterstand nooit meer zullen inhalen. Ze leren misschien moeilijk, maar zijn niet dom. Weg gelijke kansen. Dat wat het toppunt van gelijke kansen leek werkt juist contraproductief. Ons, ouders en kinderen is een loer gedraaid.
Van alle leraren die nu van de opleiding komen zegt 62% dat er op de opleiding geen aandacht was voor passend onderwijs. (Aob enquete onder 5000 leraren). Kinderen zijn, ondanks onze goede bedoelingen, de dupe. Hun kansen worden kleiner. (5)
De intentie van Passend Onderwijs was de toen groeiende toestroom van leerlingen in het speciaal onderwijs een halt toe te roepen. In de praktijk is daar niets van terecht gekomen. Integendeel. De toestroom is de laatste jaren eerder toegenomen. (6)
Een verklaring wordt gezocht terwijl deze voor mij voor de hand ligt.
Ik heb twee periodes mee mogen kijken in het speciaal onderwijs; begin jaren 80 en enkele jaren geleden. Het grote verschil tussen beide periodes is de extreme toename van kinderen met vooral gedragsproblemen. Om niet beticht te worden van anekdotisch bewijs heb ik mijn licht bij collega’s opgestoken. Ze herkennen dit beeld.
Het lukt nu deels meer om kinderen met leerproblemen binnenboord te houden. Dat is mooi, hoewel er in het licht van gelijke kansen nog wel een en ander op onze werkwijze af te dingen valt. Hier kom ik later op terug.
Kinderen met gedragsproblemen zijn vaak gebaat bij rust, orde en regelmaat. Die is door oorzaken van buitenaf (lerarentekort) en binnenuit (dwangmatige vernieuwingszucht) soms ver te zoeken. Er heerst veel onrust op scholen. Denk aan: verdeelde groepen, steeds wisselende (inval)leerkrachten, moeten werken op onrustige leerpleinen, leuke maar niet effectieve onderwijsvormen en meer. Enkele zaken zijn ons aan te rekenen en komen de gelijke kansen van, met name, kinderen met ander gedrag (o.a. ADHD en stoornissen in het autismespectrum) niet ten goede. Ze verdwijnen soms richting speciaal onderwijs om de verkeerde reden. Hun kansen worden kleiner. Hun probleem is niet hun “stoornis” maar onze aanpak. En dat is ernstig. Waar we vroeger kinderen met gedragsproblematiek binnenboord hielden houden we nu kinderen met leerproblemen in het regulier onderwijs. Passend onderwijs heeft deze verschuiving opgeleverd.
Vernieuwing is niet altijd verbetering
We willen graag “leuk” onderwijs geven. We kijken daarbij vooral door onze bril. Wij weten wel wat leuk is voor het kind. Als een kind zegt dat een les saai is voelen we ons ongemakkelijk. Het voelt als falen. Saai mag niet.
Daarbij komt ook het onbewezen idee dat kinderen meer opsteken van zaken zelf ontdekken en onderzoeken.
Deze vernieuwingen worden vaak ingezet als profilering en wervingsmiddel om nieuwe leerlingen binnen te halen. (7) En ik geloof ook wel dat je onwetende, argeloze ouders over de streep trekt met een kek ogend concept. Zeker als het kind een beslissende vinger in de schoolkeuze heeft. Een leerplein vol gezellig keuvelende pubers met een coachende leerkracht toont veel aantrekkelijker dan een klas waar hard gewerkt wordt.
Ik las deze week over een innoverende juf die het begrip alliteratie (denk aan Heerlijk Helder Heineken) moest uitleggen aan haar groep. Ze stuurde ze op de fiets in groepjes de wijk in om foto’s te maken van tekstuitingen met alliteratie. Niks mis mee …. toch?
Ten eerste vraag ik me af of ouders op de hoogte zijn van het feit dat hun kinderen zonder toezicht in groepjes door een wijk fietsen. Het zal een drukke wijk zijn want in een weiland vind je weinig alliteratievoorbeelden.
Ten tweede werken groepjes van vier doorgaans op de volgende wijze: Twee kinderen nemen het voortouw, de derde mag schrijven en de vierde is de clown en hangt er een beetje bij. De laatste twee leren niks en de eerste twee weinig.
Ten derde is het verlies aan lestijd onaanvaardbaar hoog. Je bent al snel anderhalf uur kwijt eer je alles weer binnenboord hebt. Dan volgt er een nabespreking (dat mag ik toch hopen). En dat alles het begrip alliteratie aan te leren. Iets dat klassikaal in 5 minuten uit te leggen is.
Kinderen drie en vier van het groepje leren dus niks. Doorgaans zijn dat de kinderen die juist goed les nodig hebben. Ze zijn niet gewend gestimuleerd te worden om zaken te leren. Een vernieuwingsfrats verkleint derhalve hun kansen. Kinderen uit de meer stimulerende milieus hebben meer kans omdat hun voorkennis groter is. Voor de anderen is wachten op het zelf ontdekken een onaanvaardbare werkwijze.
Ik denk dat degelijk lesgeven niet “saai” hoeft te zijn.
Vertel kinderen aan het begin van een les zinsdelen dus niet “Vandaag bladzijde 15. Het werkwoordelijk gezegde. Dat is niet leuk. Daarom stil zijn dan zijn we er maar weer snel vanaf. Dan mogen jullie daarna iets leuks doen.” (Dit heb ik ooit echt gehoord)
Je kan bijvoorbeeld ook zeggen: “Wie weet nog hoe je de persoonsvorm vindt? En het onderwerp? (Checken met beurtenstokjes en bliksembeurten). Vandaag komt er weer een zinsdeel bij. Steeds eentje tot we een hele zin kunnen benoemen. Ik ga jullie leren hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt. Dat is ons (!) doel vandaag. Let op …. Straks kun jij dat ook. We beginnen samen …..” Er volgt een degelijke les met gemotiveerde kinderen. Want het is wel fijn om iets nieuws te leren. Daar komen ze voor. Dat weten ze best. En het is niet saai. Daarbij wil ik ook aantekenen dat saai soms niet erg is. Ze gaan daar echt niet dood aan.
Gebruik je tijd
We verliezen steeds meer kostbare onderwijstijd met bijzaken. Als we de beschikbare tijd eens zouden gebruiken voor goede instructie en wat daarbij komt kijken hoeft huiswerk en dergelijke ook niet. Of flipped classroom: kinderen uit sociaal zwakke milieus hebben thuis niet de middelen en rust om zich online voor te bereiden.
Ook de hoeveelheid aan leuke dagen en activiteiten knabbelen aan de onderwijstijd. Een kinderboekenweek groots openen met dans is aardig, maar je leest toch elke dag al. Je besteedt toch dagelijks aandacht aan het goede boek?
Lerarentekort en gelijke kansen
Even was er een onzalige plan om vierjarigen (september 2019) pas op vijfjarige leeftijd naar school te laten gaan. Dat betreft de scholen waar de kinderen door hun achtergrond het meest gebaat zijn met goed onderwijs vanaf hun vierde. Dit omdat in die wijken het lerarentekort het hardst toeslaat.
Kansenongelijkheid dus. Ik heb in mijn Amsterdamse jaren meegemaakt dat de juf van groep 1 voor veel kinderen de eerste kennismaking met de taal Nederlands was. Zet dit plan door en deze kinderen missen dus een heel jaar Nederlands. Een heel jaar taal. Denk je eens in wat dit doet met kansengelijkheid. Een niet meer in te halen achterstand.
Het idee heeft gelukkig geen voeten aan de grond gekregen maar geeft wel aan waar men soms aan denkt. Er gebeuren tegenwoordig uit nood wel meer ongewenste dingen.
Ouders en hun invloed
Door het huidige tekort staat de kwaliteit van het onderwijs onder druk. Met name in de grote 4 steden kun je inmiddels wel spreken van een crisis. Een direct gevolg van dit tekort is het feit dat kinderen letterlijk minder effectieve lestijd krijgen. Het kwantitatief lerarentekort is een kwalitatief lerarentekort geworden.
Ouders die de weg weten en die het geld hebben zullen dit hiaat proberen op te lossen door huiswerk- en bijwerkbureaus in te huren. Geef ze eens ongelijk. Deze industrie floreert. Er gaat jaarlijks rond de 70 miljoen euro in om. Dat bedrag stijgt de laatste jaren snel. (8)
In het kader van gelijke kansen is dit natuurlijk wel onwenselijk. De kinderen uit de milieus waar dit niet zo is zullen een oplopende achterstand oplopen. Haal die maar weer eens in als de boel is rechtgetrokken.
Onderwijscollega Martin Ringenaldus stelt terecht op Twitter: “Kinderen hebben geen reserveleven dat we kunnen verkloten. Het onderwijs moet in één keer voor alle leerlingen goed zijn.”
Goed onderwijs moet voor alle kinderen gratis en toegankelijk zijn. Dat is nu niet zo.
De inspectie komt in maart 2019 tot de volgende conclusie: Ruim 91% van de ouders van kinderen met een dyslexieverklaring hebben een middelbaar- of hoger opleidingsniveau. Ook leerlingen met een niet-westerse achtergrond zijn naar verhouding ondervertegenwoordigd (7%) (Onderwijsinspectie rapport maart 2019). Deze verklaringen leiden dus niet tot gelijke kansen. Integendeel. Ouders namen meestal het initiatief richting school. Mijn ouders hadden dat nooit gedaan.
Maar er is meer. Het is duidelijk dat een groep ouders doorheeft dat er iets mis is. Zij kopen meer in. Ook op het gebied van rekenen.
“Foutloos Rekenen” is een bewezen methode om kinderen in korte tijd goed te leren rekenen. (9) Door oefenen, oefenen en oefenen. We kennen de werkwijze uit onze eigen schooltijd. Ze maken zelfs reclame op de radio. De kosten zijn 1290 euro. Ondertussen modderen wij door met realistisch en ontdekkend rekenen. De rijke ouders kunnen het hiaat wel vullen. Die gaan naar Foutloos Rekenen. Het is de mensen achter Foutloos Rekenen niet aan te rekenen (!). Zij springen in het ontstane gat. Ons kun je dit wel aanrekenen. We ontnemen kinderen kansen met dit soort zaken. Terwijl deze manier van rekenen in ieder klaslokaal toegepast zou moeten worden. En blijkbaar hebben we er ook behoefte aan want volgens Marcel Schmeier zoekt 98% van de leerkrachten extra oefenmateriaal naast de gewone rekenmethode. Ik ben het meest verbaasd over de 2% die dat niet doet. De huidige methoden bieden te weinig gelegenheid tot oefenen. Er is in methodeland inmiddels wel een kentering te bespeuren.
Huiswerk. Er zijn kinderen die een woon- of gezinssituatie hebben waarin huiswerk maken onmogelijk is. Als je deze kinderen huiswerk geeft en je weet van tevoren dat ze mogelijkheid niet hebben om dit te maken ben je bezig met kinderen plagen. Ze zijn gefrustreerd en durven soms niet eens te zeggen dat ze het niet hebben kunnen doen omdat ze geen kamer, bureau, rust of wat dies meer zij hebben.
Kinderen de mogelijkheid geven het dan na schooltijd in school te maken (het gebeurt) is nog erger. Huiswerk verandert dan in strafwerk. De anderen mogen naar huis en jij zit aan een brakke schoolcomputer je werkstuk over Spanje in elkaar te draaien. (10)
Ook de manier waarop we ouders bekijken heeft invloed op de kansen van kinderen. Uit onderzoek blijkt dat leerkrachten de ouderbetrokkenheid van lager opgeleide ouders als minder van waarde dan die van hoogopgeleide ouders. Dat werkt ook een zekere mate van kansenongelijkheid in de hand. Daar komt bij dat de ouderbetrokkenheid van deze eerstgenoemde ouders een veel groter effect heeft. (10)
Toetsen en verwijzing
Uit onderzoek is gebleken dat landen waar een centraal eindexamen wordt afgenomen er meer gelijke kansen zijn. Verantwoording op basis van standaardtoetsen blijkt een positieve stimulans om iedereen gelijke kansen te bieden. Ik vraag me af of dit wellicht ook niet voor de eindtoets geldt. Als dat inderdaad zo is kun je de eindtoets alleen om die reden al toejuichen. Een goede toets is eerlijk en cultuurvrij. Of de eindtoets derhalve zelf goed is weet ik niet. Wellicht is hier in het kader van kansengelijkheid ook nog een slag te slaan.
Kinderen uit minder stedelijke regio’s krijgen een te laag schooladvies (onderzoek Anneke Timmermans) Een te laag schooladvies werkt voor altijd door. Mijn advies was indertijd MAVO en mijn ouders volgden dit. De meester weet het wel. Met hard werken ben ik verder gekomen. Als je die drive mist, als je omgeving niet meewerkt sijpelt dus je talent weg.
Kinderen van lager opgeleide ouders krijgen een te laag advies dat ook minder naar boven wordt bijgesteld. (onderzoek van onder meer de inspectie). Ook hier geldt dat wellicht talent en mogelijkheden wegsijpelen. Kirsten van den Hul pleit daarom voor automatisch naar boven bijstellen als de eindtoets hoger uitvalt dan het advies (Tweede kamerlid PVDA). Daar valt iets voor te zeggen. Ik was er eerst op tegen maar onderzoek toont aan dat deze ingreep nodig is.
Maar ook in een eerder stadium is winst te behalen.
De Turingschool in Amsterdam werkt met kwaliteitskaarten. Hierin staan alle processen in een school stap voor stap beschreven. Compleet met alle ins en outs. Dat kan het organiseren van Sinterklaas betreffen maar ook het invullen van het rapport of hoe je een toets dient af te nemen. Dat betekent een hoge mate van standaardisering. Dat vergroot de kans op gelijke kansen. Als heel duidelijk is hoe bijvoorbeeld een toets moet worden afgenomen heb je minder kans op onbedoelde ruis op de lijn. De succesvolle werkwijze van deze school staat beschreven in het boek “En wat als we weer eens gewoon gingen lesgeven” door Eva Naaijkens en Martin Bootsma. (11). Terecht “Onderwijsboek van het jaar” in 2018. Deze publieksprijs geeft de grote behoefte aan dit soort boeken aan.
Verwachtingen
De variatie in verwachtingen van leraren leidt tot ongelijke kansen en onderwijsongelijkheid. Mijn ervaring is dat het hebben van reële, doch hoge verwachtingen kinderen stimuleert.
Een belangrijke oorzaak voor deze verschillende verwachtingen komt door het Rosenthaleffect.
Wat is dat? Een leerling van wie we veel verwachten, krijgt meer leerstof aangeboden en leert daardoor méér dan een leerling van wie minder wordt verwacht. Veelal worden deze verwachtingen bepaald door de sociaaleconomische afkomst van de leerling. Leerlingen uit sociaaleconomische achterstandsmilieus beginnen dikwijls met een achterstand aan het onderwijs, omdat zij in de eerste jaren van hun leven doorgaans minder aanbod van hun ouders hebben ontvangen op het gebied van taal en rekenen. Wij leerkrachten hebben, soms bewust, maar vaak onbewust, altijd wel bepaalde verwachtingen van onze leerlingen. Bewustwording is wellicht een aanzet tot verandering. (12)
Geletterdheid
Twintig procent van onze leerlingen verlaat laaggeletterd het basisonderwijs. Dat zijn dus ongeveer 6 leerlingen per groep. Zes!
Die opgelopen achterstand is bijna niet meer in te halen. Dat is voor een deel te wijten aan slecht leesonderwijs. Met goed leesonderwijs en een goede gerichte aanpak (niet wachten op rijpheid) is het mogelijk iedereen te leren lezen (inspectie 2006 en Vernooy 2012)
Marcel Schmeier lukte het al in 2007 in het Speciaal Onderwijs. Zijn aanpak is niet revolutionair. Integendeel. (13)
Er wordt nu nog teveel gewacht, te laat onderkend en achterovergeleund.
Woordkennis en begrijpend lezen zijn nauw met elkaar verbonden en samen sterk bepalend voor schoolsucces (Quigley, 2018) Ook hier is kennis dus een cruciaal begrip.
Uit een ander onderzoek is gebleken dat voorkennis belangrijk is om bij bijvoorbeeld begrijpend lezen tot een goed resultaat te komen. (Kirschner, Didactief, 2019) Wij toetsen derhalve verkeerd omdat we kinderen een onvoldoende geven terwijl ze wellicht te weinig voorkennis hebben in plaats van slecht kunnen lezen. Die voorkennis is helaas niet aangeboren maar dient aangeboden te worden. En dat is toch echt onze taak. Zeker als we met een populatie werken waar dat thuis in mindere mate gebeurt.
Hypes
In het onderwijs zijn we erg hypegevoelig. Sommige zaken zijn er ineens en worden door iedereen omarmd. Vaak omdat het zinvol lijkt of gewoon omdat het leuk is. Deze hypes worden de school in getransporteerd door beroepsmatige vernieuwers en hun enthousiaste navolgers. Iemand die zich vernieuwer noemt verdient argwaan. Ik zou willen dat iemand zich verbeteraar noemt. Maar dat klinkt geloof ik niet zo interessant.
De wetenschappelijke onderbouwing (en die moet er in ons verantwoordelijke werk toch echt zijn) ontbreekt, is flinterdun en heeft vaak een hoog “wij van WC-eend gehalte.
In hun boeken “Jongens zijn slimmer dan meisjes” (14) en “Juffen zijn toffer dan meesters” (15) onderzoeken Paul Kirschner, Casper Hulshof en Pedro de Bruyckere deze hypes op hun geloofwaardigheid. Het resultaat is schrikbarend.
Enkele zaken die bewezen niet kloppen zijn de volgende vooronderstellingen die hun weg in het onderwijs hebben gevonden en nog vaak terugkomen op studiedagen en vergaderingen:
· Van wat je leert komt maar 10% van formeel onderwijs
· Als je alles kunt opzoeken is kennis onbelangrijk
· Internet hoort in de klas want het sluit aan bij de belevingswereld van kinderen
· Meer geld zorgt voor beter onderwijs
· Meer lestijd betekent meer leren
Allemaal zaken die ook te maken hebben met gelijke kansen.
Een goed startpunt in dit kader is het gratis te downloaden boek “Op de schouders van reuzen” van Paul Kirschner. (16)
Afrondend
Lotte de Goeij is sectordirecteur onderwijs a.i. bij SCOH. Ook zij vindt dat bewustwording van kansenongelijkheid de eerste stap is. ,,Verwachtingen die een leerkracht heeft van een kind doen ertoe, dit uit zich bijvoorbeeld in de manier van vragen stellen en feedback geven aan een kind. Als een leerkracht zich hiervan bewust is, kan hij of zij het handelen veranderen.’’ (17)
Eigenlijk heeft bijna alles wat er in en om een school gebeurt met gelijke kansen te maken. Ik krijg op internet weleens als reactie dat men moe wordt van het “geleuter” over gelijke kansen. Men wordt soms wel erg snel moe als we dingen horen die onprettig zijn en schuren.
We realiseren ons te weinig hoeveel impact onze acties hebben. En als we wel zaken zien zijn het vooral de zaken die buiten onze invloed liggen. Daar klagen we graag over. Toch zijn er gelukkig ook veel zaken waar we wel invloed op kunnen hebben. Morgen al. Die kans hebben wij allemaal. Wij hebben namelijk wel gelijke kansen hierin ….. pak die kans.
Bertus Meijer / Onderwijsenzo
Oktober 2019
Literatuur:
Verder lezen?