zondag 22 september 2019

053. 1000

 

1000

Columns schrijven is fijn. De vorm is redelijk vrij, je mag gewoon je mening ventileren en de restricties zijn gering.
Ik heb voor mezelf maar een enkele beperking aangebracht. Ik wil dat een column ongeveer 1000 woorden telt. Soms moet ik schipperen om dit aantal te halen omdat ik met 800 woorden er wel ben en niet in herhalerige prietpraat wil verzanden. Soms moet ik schrappen omdat mijn ei niet in 1000 woorden past. Dat maakt columns schrijven een proces dat er makkelijker uitziet dan het is.

Over ieder woord is nagedacht. Ik realiseer me dat ieder woord impact kan hebben. Ieder woord doet ertoe. 
Soms staat er een verkeerd woord en zoek ik, soms samen met een medelezer naar een alternatief.
Soms maak ik een spelfout en is er iemand die mij daarop wijst. Vaak op een prettige manier en soms ook vilein en kwetsend.
Mijn eerste columns rammelden en konden inhoudelijk en schrijftechnisch wel enige verbetering gebruiken. En misschien nog wel. Ik ben op dit gebied autodidact. 
Maar het doel van iedere column is hetzelfde. In ongeveer 1000 woorden mensen aan het denken zetten en samen kijken hoe we weer verder kunnen. De intentie is positief.

Ik sta dit jaar voor het 37e jaar voor de klas. Ik ben begonnen toen de basisschool nog kleuterschool en lagere school was. Lesgeven was toen nog simpel. Administratie minimaal. Weinig vergader- en regeldruk. We namen in groep 8 de eindtoets af en dat was het. 
Inmiddels heb ik ongeveer 1000 leerlingen onder mijn hoede gehad. Ik denk dat ik ze allemaal nog ken. De meesten bij naam (en die waren soms best ingewikkeld in mijn jaren in Amsterdam-West). Ik weet vaak nog wie hun ouders zijn en bij de meesten weet ik ook nog een kleine anekdote. Hun sterke en minder sterke punten.
Waarschijnlijk weten zij alle 1000 ook nog wie ik ben. Wat mijn stopwoordjes en andere rare gewoonten zijn. Welke vakken is graag geef (rekenen en zaakvakken) en welke vakken ik een beetje ontloop (muziek en gymnastiek)
Ze kunnen zich mijn grapjes, die soms helemaal niet zo leuk zijn, herinneren. Ze weten nog dat ik een beetje verslaafd aan koffie en groene Merci ben. Ze herinneren zich mijn boze mopperuitvallen en vrolijke momenten.
Ik heb, weet ik wel zeker, 1000 keer impact gemaakt. Denk je eens in. Jullie ook!

De overeenkomst tussen de eerdergenoemde 1000 woorden en deze 1000 kinderen is groot.
Ook bij kinderen gaat er weleens een woord verkeerd. Ik zoek dan, samen met een ander, een alternatief zodat het weer loopt en we weer verder kunnen.
Soms maak ik bij kinderen ook weleens een fout. Ouders of collega’s wijzen mij erop en ik corrigeer. Men weet dat de intentie klopt.
Net als mijn eerste columns waren mijn eerste onderwijsjaren jaren waarin ik leerde, schaafde en bijstelde. Ik werd steeds beter.
Maar het doel van lesgeven en columns schrijven is samen verder kijken en samen verder komen. Soms prikkelend, soms een beetje rammelend, maar altijd weer samen verder …..

De grootste verandering in al die jaren is de waardering die ik heb gekregen. De overeenkomsten tussen de 1000 woorden en de 1000 kinderen gaan hier soms een beetje mank. 
De waardering van de kinderen is onveranderd. Een leerling uit haar schulp zien kruipen en aan je tafel zien staan met een vraag en een malle grap is geweldig. Zeker als je trots bent omdat ze eerst niet durfde. Haar blik na jouw compliment is onbetaalbaar. Ze vindt me inmiddels zo'n malle, oude oom die leuk uit de hoek komt op verjaardagen. En ze vraagt me de oren van mijn hoofd.
Ook de waardering van ouders ervaar ik in al die jaren als nagenoeg onveranderd. Ze zijn wellicht kritischer en ze willen soms meer dan eerst. Maar als je het afpelt en benoemt dat je allemaal hetzelfde doel hebt is er altijd een dialoog mogelijk. Ik heb nog nooit iets anders meegemaakt. En deze anekdote mag je dus keer 1000 doen.
Directies waarderen ons ook. Ze komen er soms niet aan toe. Ze worden opgeslokt door de waan van de dag en alle rapportjes, protocolletjes en dergelijke. Maar als we even de rust hebben om een kop koffie te drinken en echt even te praten merk je de waardering. Maak eens tijd voor die rustmomenten met je leidinggevende. Zij zijn mensen en jij ook.

Maar nu de grote verandering in waardering. Die mis ik bij de mensen die mij nog nooit aan de slag hebben gezien. Die vanachter een bureau hun flinterdunne visie over ons uitstrooien. Die vanuit een hoog Haags gebouw sigaren uitdelen. Sigaren uit eigen doos.
Ik kan niet blij zijn met een sigaar uit eigen doos, want ik rook niet. Roken is slecht.

Oh, de woorden die ze zeggen zijn mooi en vol waardering. 
Uit de Troonrede van dit jaar: Desondanks blijft het probleem van het lerarentekort nijpend. De regering blijft bevorderen dat nog meer mensen voor dit mooie beroep kiezen.
Daar is hij weer. De mantra van het mooie beroep. Je moet je maar geroepen voelen. Ik ging wel even rechtop zitten. Zou het dan toch …..

Maar de kater kwam zoals altijd weer later bij de Miljoenennota.
En die werd tijdens de beschouwingen nog eens groter. 
De publieke opinie was aan het eind van de week al weer anders. “Ze moeten niet zeuren, ze ‘krijgen’ al zoveel. Het is nooit goed.” Weer een kans voorbij.

Ik zou zo graag van die 1000 leerlingen 1300 leerlingen willen maken. Ik wil zo graag 1300 keer impact maken en onthouden worden. 1300 keer een kind dingen leren en glunderend naar huis zien gaan. Dat kan ik helaas alleen in alle rust doen. En die ontbreekt.
Ik schreef in het begin dat columns schrijven een proces is dat er makkelijker uitziet dan het is. Dat geldt ook voor ons vak. Lesgeven ziet er vaak soepeltjes uit. Maar ook hier wordt over alles nagedacht. En stellen we constant bij om tot het beste resultaat te komen. Als je veel lezers hebt heb je een verantwoordelijkheid. De overeenkomst met lesgeven is groot.

Mijn column is af. Het is me weer gelukt om in 1055 woorden mijn ei te leggen. Een ei uit het hart. Ik hoop dat het geen rot ei gaat worden. Daar gooi ik liever mee.

Bertus Meijer / Onderwijsenzo
September 2019 

maandag 16 september 2019

052. Ik ben tegen huiswerk


Ik ben tegen huiswerk ….

Huiswerk. Ik haatte het. Ik kon in de tijd die het kostte geen fikkie stoken in de Spaanse Polder, ik kon niet naar de stad met vrienden en ik kon geen echt goed boek lezen. Want ik had huiswerk. En daar ging kostbare tijd mee verloren …… 
Mijn ouders konden me niet helpen. Mijn vrienden waren zoveel slimmer en sneller en wilden me niet helpen. Mijn kansen waren niet echt gelijk. Ik moest het hebben van hard werken. En dus zat ik alleen met die berg wiskundeopgaven, Engelse woorden en topodingen. Plannen en “leren leren” was mij nooit bijgebracht. Ik rotzooide maar wat aan.
In een eerdere column (1) gaf ik al aan geen voorstander van huiswerk op de basisschool te zijn. 
Ik trok de volgende conclusie: “….. Persoonlijk vind ik huiswerk ook nog eens verplaatst schoolwerk. Schoolwerk gebeurt op school. Als je wel huiswerk geeft heb je de taak ervoor te zorgen dat het nuttig en dat de kinderen altijd weten wat het doel is. Er moet altijd feedback op volgen. Het doel “voorbereiden op het voortgezet onderwijs” is wat mij betreft te dun.” 

Op 14 september 2019 plaatst Tom Bennet (2), de oprichter van ResearchEd een tweet over huiswerk. (3). De aanhef prikkelt al: “Launching a War on Pointless Homework”
Daaronder staan negen zaken die je je af moet vragen alvorens huiswerk te geven aan kinderen.
1.    What is this trying to achieve? - (Wat wil je ermee bereiken?)
Huiswerk wordt vaak uit een soort gewoonte meegegeven. Vaak bij de deur bij het naar huis gaan. Zonder al te veel uitleg. Het kan geen kwaad om je dan af te vragen welk doel je hebt met huiswerk en, nog belangrijker, of de kinderen dat doel ook weten.

2.    Is this just an arts & crafts task? - (Is het niet meer dan een knutselopdracht?)
Vaak krijgen de kinderen een dergelijke taak als opdracht. Huiswerk voor de leuk. Zelfs dit is voor sommige kinderen helemaal niet “leuk”. En natuurlijk is de opdracht “Maak een collage met foto’s over Spanje” niet echt een leerzame verwerking van het geleerde. 

3.   Will they learn anything? - (Leren de kinderen ervan?)
Kinderen iets willen leren in een niet controleerbare en niet beïnvloedbare situatie als de thuissituatie is natuurlijk vreemd. En teleurgesteld zijn dat ze weinig leren is zowaar nog vreemder. Is er trouwens überhaupt een routine om het geleerde te checken?

4.    Is that learning directly connected to the curriculum or subject? - (Is er een direct verband met curriculum en de gegeven lessen?)
Vaak bestaat huiswerk uit enkele copietjes die nagenoeg niets met de lessen die aan bod zijn geweest te maken hebben. Ze komen voor kinderen uit de lucht vallen.

5.   Is this useful practise? - (Is het zinvol?)
Ga de opdrachten eens langs die je mee geeft met de kinderen. Bekijk ze eens door de “zinvollige bril”. Valt tegen he? De opdrachten zijn of veel te makkelijk of veel te moeilijk. Ze hebben weinig met de aangeboden stof te maken. 

6.    Is this worth taking the time away from family time? - (Heeft het genoeg waarde om tijd van andere zaken af te snoepen. Tijd met familie of tijd om buiten te spelen?)
We klagen allemaal over het feit dat kinderen te weinig buiten spelen en dat ze sociaal een beetje afstompen door alle schermtijd die ze doorbrengen. En dus geven we ze huiswerk waarbij ze zaken op internet moeten opzoeken. Gun ze en geef ze de tijd voor andere dingen.

7.   Am I setting this purely to meet a homework timetable, or satisfy a bureaucratic need? - (Geef je het mee omdat het moet vanuit een administratieve dwang?)
Sommige scholen een soort van huiswerkschema: groep 6 krijgt een keer per week een rekenwerkblad, groep 7 twee keer per week een reken- en een taalvel, enz ….. Dan ontstaat het moment dat je op het laatste moment www.sommenmaker.nlopstart en snel een werkblad in elkaar draait omdat de huiswerkafspraakplicht roept. De kwaliteit telt niet, maar de kwantiteit.

8.   Will I mark it in a meaningful way, or simply congratulate the presentation or attractiveness of it? - (Krijgen de kinderen geode feedback?)
Wat doe je als je het huiswerk hebt gekregen? Hebben de kinderen van tevoren gehoord wat de criteria zijn? En wat doe je als die criteria niet gehaald worden? 

9.    Do I care if it’s done? - (Vind ik het belangrijk dat het gemaakt wordt?)
Ik steek de hand in eigen boezem. Soms gaf ik huiswerk en deed er niks mee. Ik tekende aan in mijn Excelletje of het was ingeleverd op vrijdag en soms belandde het in het grijze archief. Te druk, te veel andere zaken, moe …… Ik weet nu dat je beter geen huiswerk mee kunt geven dan dit. Kinderen voelden het blijkbaar aan want ze vroegen er nooit naar. We speelden allemaal mee in het toneelstuk van het verplichte nummer. 

Vraag je vooraf af of aan al (!) deze zaken is voldaan. Bij een enkele “nee” kun je het huiswerk beter niet geven.
Ik heb zelf nog enkele aanvullingen.

10.Hebben alle kinderen evenveel gelegenheid om het huiswerk te maken?
Kansengelijkheid. We hebben het allemaal hoog in het vaandel. Maar op hetzelfde moment geven we huiswerk mee aan kinderen die geen eigen kamer hebben. We geven huiswerk mee aan kinderen die in een zeer onrustige thuissituatie leven. Dit zijn kinderen die kansen missen. En wij creëren met ons huiswerk een situatie waarin ze met hun neus op de feiten worden gedrukt. Ze raffelen het af of leveren het niet in. Ze hebben minder kansen maar zijn niet dom. Ze weten best waarom het niet is gelukt.
11.Is je doel alleen om kinderen voor te bereiden op het voortgezet onderwijs?
Je kunt je afvragen of je kinderen op deze manier voorbereidt op het VO. Maar los daarvan is ons curriculum vol genoeg om ook de lasten van het Voortgezet Onderwijs erbij te nemen. Het is onze taak niet.
12.Geef je huiswerk omdat nu eenmaal de afspraak is op jouw school?
13.Is je doel “leren leren” en denk je dat met huiswerk te bewerkstelligen?

Internationale onderzoeken geven aan dat huiswerk weinig effect heeft. John Hattie concludeert “Homework in primary school has an effect of around zero”(4). Als je het al doet zorg er dan voor dat je het gebruikt om bekende stof te doen beklijven. 
Homework has been found to have no effect on the progress of primary school children. To get it right without getting rid of it, children at primary level should be given less projects and more activities that reinforce what they learnt in the lesson that day instead.
Whilst homework does make more of a difference to secondary school children, too much emphasis is placed on it. 5-10 minutes of practising what was taught that day at school has the same effect as 1-2 hours does.” (5)

Huiswerk is voor mij verplaatst schoolwerk. En schoolwerk hoort op school. Laat de kinderen maar lekker fikkie stoken in de Spaanse Polder. 

Bertus Meijer
Onderwijsenzo
September 2019 




dinsdag 10 september 2019

051. Vakmanschap is Meesterschap



Vakmanschap is Meesterschap

Lang geleden had je een reclamecampagne van Grolsch: “Vakmanschap is Meesterschap”. Je zag een ambachtsman (het waren altijd mannen, dat kon toen nog) zijn ambacht uitvoeren en op het eind werd de link gelegd met het bekende Twentse biermerk. (1) Generatiegenoten zullen nu in hun hoofd de markante melodie van Clous van Mechelen horen. (2) Een indertijd succesvolle campagne die jaren heeft gelopen.
Wat maakte deze campagne zo succesvol?
Het was de herkenbaarheid, de degelijkheid en het vertrouwen dat eruit sprak. Mensenwerk dat zich heeft bewezen. Je zag ambachtslieden die mooie dingen maakten omdat ze daar rustig de tijd voor konden nemen. En als je dat bier dronk wist je dat je goed zat. Een campagne die stond als een vakkundig gebouwd huis. 

Wat is vakmanschap?
“1) Bedrevenheid 2) Beheersing van een beroep 3) Beheersing van een vak 4) Kennis van zaken 5) Kundigheid 6) Meesterschap 7) Vakarbeid 8) Vakkundigheid 9) Vakwerk” (3)
en
“De vaardigheid om hoog kwalitatief werk af te leveren.”

Een vakman (ik bedoel ook steeds vrouw) beheerst een vak en heeft vertrouwen van de mensen waarmee hij te maken heeft. Ze weten dat ze op hem (ik bedoel dus ook steeds haar) kunnen bouwen. Hij heeft kennis van zaken en is kundig. Geen mens die dat ambacht niet uitoefent zal het in zijn hoofd halen om te zeggen wat hij anders moet doen. 
Stel je voor dat ik met mijn drie jaar PA-blokfluitlessen een vioolbouwer ga vertellen dat de houtsoort die hij gebruikt wel erg slecht is. Ik zal de wind, terecht, van voren krijgen. Of dat ik met als enige glaservaring een glas cider in de avond een glasblazer ga vertellen dat de temperatuur van het glas niet goed is.
Alleen ….. onderwijs is het enige beroep waar het “normaal” is dat Jan en Alleman vertelt hoe we het moeten doen, wat we verkeerd doen (dat vooral) en waarom we eigenlijk die salarisverhoging en die werkdruk vermindering niet verdienen. Normaal staat tussen aanhalingstekens, want ik vind dat dus niet normaal en ervaar dit als een uitholling van ons vakmanschap.

Debbie Dussel heeft er ongeveer tegelijk met deze column ook over geschreven. (4) Dat wisten we ook van elkaar.
Zij schrijft: “Alle maatregelen zijn gericht op de korte termijn en gaan uit van liefdadigheid; Kom alsjeblieft werken in onderwijs, want we hebben je nodig en je draagt zo bij aan een betere maatschappij.”
Daar is hij weer: het onderwijs als roeping. Koren op de molen die het allemaal doen voor de kindjes en die het allemaal “voor niks zouden doen”.
Enne ….. ik denk dat je nieuwe leerkrachten niet over de streep trekt met dergelijke smekerig aandoende verzoeken. Het is bijna als het zoeken naar vrijwilligers voor de zaterdagse kantinediensten van de voetbalclub. Of, wellicht herkenbaar, het zoeken naar meefietsouders voor een uitje met de klas. 

Knaag niet aan ons vakmanschap. 
Je hoort dat de aanwas van studenten op de PABO te klein is. Dat komt, zo beweert men, omdat de toelatingseisen te hoog zijn. De toelatingstoetsen zijn te zwaar. Verlaag de eisen en de studenten komen als vliegen op de stroop af. 
Ongetwijfeld ….
Maar vraag is of we bij deze aanwas gebaat zijn. Door de toelatingseisen te verlagen knaag je aan het vakmanschap. Dat zal zich op de langere termijn wreken. 
Vakmanschap dat nodig is om leerlijnen vorm te geven, lessen te ontwerpen, kinderen in hun ontwikkeling te volgen en al die andere dingen. Laat het kwantitatief lerarentekort niet nog meer in een kwalitatief lerarentekort veranderen. 

Maar ook: Laat niet knagen aan je vakmanschap.
We hebben de neiging om het koppie een beetje te laten hangen. We stralen op sommige momenten ook wel erg weinig vakmanschap uit. Als we de haka dansen met gekleurde petjes op ons hoofd tijdens een stakingsbijeenkomst zijn we echt verkeerd bezig.
Als we constant roepen dat we positiviteit moeten uitstralen en de vervelende zaken daarvoor negeren zijn we ook niet op de goede weg. Schiet niet op de boodschapper, maar schiet op degene die de boodschap veroorzaakt.

Dat is op eieren lopen omdat we ondertussen dat vakmanschap dienen uit te stralen. Doe wat je moet doen (en niet meer, in de nota “Ruimte in Regels” (5) staat precies wat wel en niet moet). Doe dat uiterst professioneel. Zonder roepinggewauwel.

Debbie Dussel stelt het zo: “Professionele autonomie begint bij jezelf, zorg dat je niet meer uitvoerder bent, maar dat je boven de lesstof staat. Zorg dat je jouw vakmanschap blijft ontwikkelen, oefenen, toetsen en neem die verantwoordelijkheid.
Stel je ook op als die professional die weet wat goed is voor de leerlingen in de groep, onderbouw dit en eis die ruimte op. Wanneer we dat allemaal meer zouden doen en meer dat vakmanschap laten zien, dan zal deze ook meer gezien worden. Van uitvoerder naar architect, daar kan ook elke academische leerkracht mee uit de voeten.”
In dat zelf ontwikkelen en bijhouden van je vakmanschap is best nog wel winst te behalen. Vakbladen (er er zijn een aantal zeer goede in Nederland) blijven vaak in cellofaan op de tafel van de personeelskamer liggen. De boeken in de orthotheek worden niet aangeraakt. De nascholingen die we volgen zitten vol met gezellige energizers en collectieve oefeningetjes terwijl de inhoud flinterdun is. De nascholingen waarbij ik de opbrengst nadien op een bierviltje kon samenvatten zijn legio. (6)

Wat kan Den Haag doen?
Bedenk een campagne zoals Grolsch indertijd deed. Laat zien dat een leerkracht een gerespecteerd vakman is. Iemand die respect verdient omdat hij naar eer en geweten een vak uitoefent zoals maar weinigen kunnen. Iemand die we onze kinderen zonder enige terughoudendheid toevertrouwen omdat hij zijn kennis en vaardigheden in zal zetten om onze kinderen vol liefde klaar te maken voor wat er nog gaat komen. In zo’n campagne laat je respect naar ons zien en wek je alvast de indruk dat we serieus genomen worden. 

Uiteraard werkt deze campagne niet als je dat respect niet toont door meer geld in het onderwijs te pompen. Voor een hoger salaris en werkdrukverlaging. Maar dat moge duidelijk zijn.

Bertus Meijer / Onderwijsenzo
September 2019