vrijdag 28 december 2018

003. Met “waarom?” werkdruk te lijf

Professionalisering. Doe het zelf!

Met “waarom?” werkdruk te lijf

Werkdruk en onderwijs lijken bij elkaar te horen. Werkdruk is naast de salariëring een belangrijk speerpunt bij de recente protestacties van PO in actie. 
Maar wat maakt nou dat deze zaken zoveel druk geven? Waarom heeft niet iedereen in gelijke mate last van werkdruk? En vooral: welke invloed heb je zelf op het verlagen van de werkdruk? Dat is meer dan je denkt: werkdruk heb je grotendeels zelf in de hand!


Werkdruk: een reëel probleem
Al in 2013 deed CNV een onderzoek naar werkdruk in het onderwijs. Hieruit kwamen onder andere de volgende conclusies: 
-      84,5% van de leerkrachten ervaart een hoge tot zeer hoge werkdruk
-      Bijna 70% geeft aan dat het werkplezier daardoor vermindert
-      1,3% (!) ervaart de lesgevende taken als een bron van werkdruk
-      89% vindt dat hun school veel of te veel activiteiten naast het lesgeven heeft
-      En 85% geeft aan dat de schoolleiding deze activiteiten bepaalt
-      Bij 92,4% komen er in de loop van het jaar vaak of soms niet-lesgebonden taken bij
-      93,6% (vaak of soms) voelt druk om meer uren te werken dan de normjaartaak 

Deze cijfers herken ik ook in 2018 uit de praktijk: ik hoor geregeld collega’s zeggen dat ze het werk uit roeping doen, dat ze het ‘voor hun kinderen’ doen en soms zelfs dat ze niet voor het geld werken. Het gevaar van zoveel toewijding is dat je teveel met je werk bezig bent en het een deel van jezelf wordt. Elke tegenslag raakt jou dan ook als mens. Met een gezonde professionele attitude zijn het niet je kinderen, maar de leerlingen waar je gedurende een jaar met alle inzet les aan geeft. Niet meer en niet minder. En daarna gaan ze weer naar een collega. Die doet als het goed is hetzelfde.

Wat veroorzaakt werkdruk?
Afgelopen maanden vroeg ik bezoekers aan mijn veelbezochte weblog www.facebook.com/onderwijsenzo om hun top 3 van werkdruk-aanjagers met me te delen. 
Dat heb ik geweten: mijn inbox stroomde vol. De reacties waren open, eerlijk en herkenbaar. Een tiental zaken werd vaak genoemd:


Het overgrote deel van de genoemde oorzaken gaat niet over lesgeven. Collega’s die aangaven dat de klassen te groot zijn of dat er te veel kinderen met zorg zijn, hadden het vooral over het gevoel van tekortschieten. De werkdruk van leerkrachten lijkt vooral te worden veroorzaakt door zaken die niet tot onze kerntaak behoren; de randzaken. Het werk waar we ooit voor hebben gekozen veroorzaakt blijkbaar de werkdruk niet. 

Opvallend vind ik, dat deze veelgenoemde oorzaken van werkdruk veelal niet door het Ministerie worden voorgeschreven, maar door onszelf of de organisatie waar we deel van uitmaken. Dat is pijnlijk en tegelijk hoopgevend. Pijnlijk omdat we het kennelijk onszelf opleggen en hoopgevend omdat ze binnen onze eigen cirkel van invloed liggen - we kunnen er iets aan veranderen. 


Waarom doen we dat?
Uit mijn onderzoek bleek dat de ervaren werkdruk wordt veroorzaakt door zaken die we onszelf en collega’s opleggen, zoals de buitenschoolse activiteiten. Het kan geen kwaad eens op een rustig moment (bijvoorbeeld gedurende de jaarevaluatie) met je team alle activiteiten op een rijtje te zetten en te bedenken welke zaken bijdragen onze taak als school. Veel dingen doen we “omdat het altijd al zo was.” Veel dingen doen we omdat wij het leuk vinden. Of omdat een collega het leuk vindt. Vraag je eens af of het bijdraagt aan je primaire taak als school. 

Organisatiedeskundige en auteur Simon Sinek (2011) stelt dat je altijd bij het “waarom” moet beginnen. 
·     Waarom hebben we ieder jaar een sportdag?
·     Waarom gaan we op schoolkamp?
·     Waarom vieren we ieder jaar het kerstfeest met een uitgebreid diner?
·     Waarom houden we een afscheidsavond met filmpremière, diner, galakostuums en nog veel meer?
·     Waarom feesten we een week bij een lustrum?

Is het antwoord niet afdoende, dan moet de activiteit op zijn minst heroverwogen worden. Let wel: ik pleit niet voor afschaffen van genoemde zaken maar het kan geen kwaad het waarom van deze, vaak ingeslepen gewoontes, tegen het licht te houden.


Waarom administreren we dat? 
Dezelfde kritische werkwijze zouden we kunnen aanhouden voor alles wat we administreren en registreren, ook zo’n veroorzaker van werkdruk. In de brochure “Ruimte in Regels. Papieren rompslomp – of kan het anders?” (Onderwijsinspectie, 2017) geeft het ministerie aan wat er minimaal verwacht wordt. Enkele zaken die mij opvielen:

-      De inspectie is niet (meer) geïnteresseerd in methoden en uitgebreide administratie. Ze willen dat je de ontwikkeling van de kinderen volgt. Dat gebeurt met betrouwbare onafhankelijke toetsen vanaf groep 3.
-      Als kinderen niet voldoende groei laten zien moet er geanalyseerd worden om tot een verklaring te komen. Of er methodegebonden toetsen worden afgenomen en geanalyseerd bepaalt de school zelf.
-      Groepsplannen (een veel genoemde werkdrukverhoger) zijn niet verplicht. 
-      De overdracht (vaak ook een papieren tijger) is niet aan regels gebonden. Zolang de ontwikkeling maar doorgaand is.
-      De inspectie is er niet voor om je lesgeven te beoordelen. Belangrijk is wel dat je je keuzes kunt verantwoorden. Je bent zelfs niet verplicht om een dagplanning op papier te hebben of een rooster precies na te volgen.
-      Het is voorts niet nodig om ieder gesprek met ouders vast te leggen. Dat moet alleen als er belangrijke afspraken worden gemaakt. En dan alleen de afspraken. 
-      Ook het registreren van kleine pestincidenten en kleine valpartijen is niet verplicht. 

De bovenstaande zaken raken aan de veelgenoemde oorzaken van werkdruk in mijn onderzoek. Voormalig plaatsvervangend inspecteur-generaal Arnold Jonk zegt in de brochure: “Je moet alleen die dingen registreren en plannen maken die je ook echt gebruikt.” We administreren veel meer dan eigenlijk moet en hoeft! Elk team zou nauwgezet de eisen van de inspectie en het ministerie moeten bestuderen en deze vergelijken met wat er geadministreerd wordt. 
Precies dit onderwerp kan centraal staan bij een (korte en effectieve) teamvergadering over alle administratieve handelingen die buiten de wettelijke verplichting vallen. Waarom maken wij groepsplannen? Waarom registreren we kleine incidenten? Waarom gebruiken we methodetoetsen én onafhankelijke toetsen? Begin dus weer bij het "Waarom?"

Waarom doe ik dat?
Behalve de organisatorische keuzes in een school, hebben ook individuele aspecten invloed op hoe je je werk ervaart. De aansluiting van het werk bij persoonlijke voorkeur bijvoorbeeld. Ik gedij niet bij het organiseren van een Sinterklaasfeest maar zet graag mijn tanden in het kiezen van een nieuwe taalmethode. Een zinvolle activiteit die uitdaagt geeft minder werkdruk dan een zinloze activiteit die vooral tijd kost. Een zinvolle activiteit is een activiteit die de kinderen rechtstreeks ten goede komt. Als je die norm hanteert dan zijn er veel activiteiten in het onderwijs te bedenken die weinig zinvol zijn. 

We vinden het allemaal lastig om onze grenzen aan te geven, ook bij een verzoek van een collega. We willen aardig gevonden worden. Maar een ‘Nee’ zeggen zonder reden is niet erg, maar simpelweg één van de twee mogelijke antwoorden ‘Ja’ of ‘Nee’. Anders is het geen verzoek maar een commando. 
Probeer bij een verzoek eens te bedenken in welke mate het gevraagde bijdraagt aan onze primaire onderwijstaak: goed lesgeven! De vraag ‘waarom’ kan ook jou persoonlijk in je werk veel tijdwinst opleveren. 
Door schade en schande heb ik een aantal lessen geleerd: 
·     Studiedagen/nascholingen over onderwerpen die niet bijdragen aan mijn onderwijsproces zal ik mijden.We differentiëren wel in de groep maar bij nascholingen gebeurt dat niet.
·     Teambuildinguitjes en -dagen? Niet aan mij besteed. Kunnen samenwerken hoort bij professioneel gedrag. En een niet functionerend team gaat er echt niet beter van functioneren als ze een middag op een zelfgebouwd vlot van plastic bierkratjes en flesjes ronddobberen
·     Een vergadering heeft een agenda, zodat men zich kan voorbereiden. Geen agenda? Helaas. Doe dat twee keer en men begrijpt het. Dat schept wel de verplichting goed voorbereid op de vergadering te verschijnen zodat er geen tijd verloren gaat met “het doorlezen van de stukken”.

Conclusie
Op het gebied van buitenschoolse activiteiten, administratie en samenwerkingen is door middel van de eenvoudige vraag ‘Waarom’ winst te behalen op het gebied van werkdruk. Zet de investering in geld, tijd en moeite die je in dit soort zaken steekt eens tegenover de investering die je als team steekt in praten over echt onderwijs, beter lesgeven en andere zaken die de kinderen verder helpen en tegemoetkomen. Waar ligt bij jullie de nadruk dan? Waar wil je dat de nadruk ligt? Waarom doe je dit werk ook alweer?




Bertus Meijer
December 2018

LITERATUUR
CNV (2013). Onderzoek naar werkdruk en taken.Verkregen op 28 oktober 2018 via https://onderwijs.cnvconnectief.nl/fileadmin/user_upload/PDF/Werkdruk_Onderzoek_juni_2013.pdf

Onderwijsinspectie (2017). Ruimte in regels. Verkregen op 28 oktober 2018 via https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/brochures/2017/11/13/brochure-ruimte-in-regels

Sinek, S. (2011). Start with why. London: Penguin Books

Csikszentmihalyi, Mihaly (2008). Flow. New York: HarperCollins Publishers

VERDER LEZEN
Naaijkens, E. en Bootsma, M. (2018).  En wat als we weer eens gewoon gingen les geven? Huizen: PICA

Holtkamp, M. (2014). Timemanagement voor leerkrachten. Rotterdam: Bazalt

Galenkamp, H. en Schut, J. (2017). Handboek Professionele schoolcultuur. Huizen: PICA






zondag 9 december 2018

002. Als we het maar begrijpen ..... dat begrijp ik niet.

Waarom spelling ? Ook bij topo.



Ik belandde onlangs op internet in een vreemde discussie.
De vraag was of we bij het toetsen van topografie ook spelling in onze normering mee moeten nemen. Op zich geen vreemde vraag. Er is namelijk geen eenduidigheid over.

Tot mijn verbazing vonden de meeste collega's dat niet.
Enkele redenen die werden aangedragen:


  • "Dan benadeel je de kinderen met dyslexie of andere taalproblemen."
  • "Als ik het maar begrijp is het goed."
  • "Je toetst toch topo en niet spelling?"
  • "Spelling is hier niet belangrijk"
  • "Het moet er wel op lijken."
  • "Wat wil je meten? Topo of spelling?"
  • "Spelling toets je alleen maar bij spelling."
  • "Autocorrect corrigeert het toch in je navigatie"
  • "1 Fout in een woord is niet erg .... 2 wel."
De voorstanders waren in de minderheid. 
Hun argumenten:


  • "Maar waarom leer je ze niet meteen hoe je het goed schrijft? Anders leren ze het zichzelf fout aan. "
  • "Leren gaat ook om nauwkeurigheid"
  • "Als het alleen tijdens spelling belangrijk is, dan wordt het geen automatisme om goed te spellen."
  • "..... veel leerkrachten.leggen de lat veel te laag voor diegenen die het makkelijk aan kunnen. We hebben vaak de neiging het ze te gemakkelijk te maken..."

En mijn reactie :

  • " Ik reken het fout en neem het ook mee in mijn normering. We leren ze met spelling het verschil tussen potten en poten. We rekenen het fout bij een dictee en we hopen dat ze het gaan gebruiken in hun schriftelijke uitingen. Dat is het doel van spelling, lijkt mij. Maar als ze Rotterdam als Roterdam schrijven doen we er ineens niet moeilijk over. Want we begrijpen toch wat er staat... Ik snap dat niet helemaal. Spelling is net als begrijpend lezen een vak dat een vaardigheid aanleert die in andere vakken gebruikt moet worden. Uiteraard houd je rekening met kinderen met dyslexie of andere problemen. Maar ik vind dat we best eisen mogen stellen en niet genoegen hoeven te nemen met "als we maar snappen wat er staat." Het doel is mijns inziens de plaatsen weten te vinden en ze goed schrijven."

Ik moet eerlijk zeggen dat ik met mijn reactie geen warm onthaal kreeg. 

Mijns inziens is spelling, net als begrijpend lezen een vaardigheid. 

Een vaardigheid is : 
"De automatisering van een bepaalde handelwijze, waarbij de meest geschikte strategie of tactiek zonder verder nadenken wordt gebruikt. Vaardigheden zijn een belangrijke doelstelling van het onderwijs, maar ze zijn ongrijpbaar voor de docent, omdat de student zelf bepaalt of hij beschikbare strategieën en tactieken wil toepassen." (www.encyclo.nl)


Dus een vaardigheid die je op allerlei andere momenten, zonder nadenken, moet kunnen gebruiken. Die geautomatiseerd is. En dat lukt alleen maar door de handeling vaak te verrichten. Daar helpt alleen de spellingles niet bij.
Voor mij is het doel van spellingonderwijs dat je goed spelt in al je taaluitingen. Spelling moet geïntegreerd zijn in de andere vakken en niet op zichzelf staan.
Ik leg altijd de link met autorijden. Alleen de rijlessen zijn niet voldoende. Ik heb pas de eerste duizend kilometer in mijn eigen Swiftje echt leren autorijden. Je moet kilometers maken en je de handelingen eigen maken. Zo ook met vaardigheden als spelling, begrijpend lezen en rekenen tot 100.

Als mensen tevreden zijn met het kunnen begrijpen van het geschrevene vraag ik me af of ze hun werk wel serieus nemen. Je wilt toch wel meer? Kinderen kunnen toch wel meer?

"Maar kinderen met dyslexie dan?" is een veelgehoord antwoord.
Uiteraard houd je daar rekening mee. Dat lijkt me evident. Maar het is toch niet de bedoeling dat je de normen voor de andere kinderen gaat verlagen omdat er in je klas enkele kinderen met dyslexie of andersoortige taalproblemen zijn? 
Je vraagt in dit geval namelijk iets aan de kinderen dat ze moeten kunnen. 
Ze hebben vaak enkele weken de tijd om 25 topografische termen te leren. Lijkt mij een haalbare taak.

Bertus Meijer
December 2018




001. Laat je trots eens zien .......

Laat je trots eens zien.
Deprofessionalisering ……. We doen het ook vooral zelf.

Stel je voor dat je een bakkerszaak ingaat en tegen de bakker zegt dat hij voortaan meer pompoenpitten op zijn brood moet doen. Als hij weigert ga je naar zijn opperste opperbaas om te klagen. 
Of stel je voor dat je tegen de verzekeringsagent zegt dat zij meer moet geven dan waar je recht op hebt bij een bepaalde schade. Anders dreig je met “grote problemen”
Als je bakker of verzekeringsagent een echte professional is zal deze niet akkoord gaan en je van repliek dienen. Wie is namelijk de professional? Wie weet het eigenlijk het best? Nietwaar?

Onze dagelijkse praktijk



Dit klinkt best gek als je het zo leest
En toch gaan we in ons onderwijswerk gewoon akkoord met dit soort vreemde uitwassen. 
We kennen allemaal wel die cartoon van die ouders die in 1960 heel anders reageerden op een slecht rapport dan in 2010. In 1960 kreeg het kind met een slecht rapport de wind van voren van de ouders …… tegenwoordig de leerkracht. Best wel gechargeerd maar dat mag in een cartoon. Maar hij raakt ons wel. 
Als ik hem op mijn weblog plaats stroomt mijn reactielijn vol met leerkrachten die het allemaal zo herkennen. Ze gaan los op de ouders …… die vreselijke ouders die ons maar niet begrijpen. Die ouders die alleen maar hun eigen kind zien.
En niet alleen na het plaatsen van een cartoon. Zomaar een greep uit Twitter en Facebook berichten die ik afgelopen week (een gewone, gemiddelde week) voorbij zag komen:


Dat ouders deze vragen durven stellen is uiteraard totaal ongepast maar eigenlijk ook een logisch gevolg. De gelegenheid schept namelijk de dief. We hebben (ik ook) de neiging mee te bewegen met dit soort vragen (lees eisen). We twijfelen. We wankelen. Ze zien dat.

Wat maakt dat ouders denken dit te kunnen doen?
Los van de tijdsgeest die hier zeker meespeelt (en waar we geen invloed op hebben) speelt ook onze eigen houding een belangrijke rol (en daar hebben we gelukkig wel invloed op)

Aan de ene kant willen we graag dat we als de professional worden gezien die we zijn. Wij zijn toch degenen die het moeten weten? Wij zijn toch degenen die hiervoor geleerd hebben? We durven het best te zeggen in de personeelskamer. Daar zijn we best stoer. 
Maar we zeggen ook met de beste bedoelingen dat ouders de professionals zijn in de omgang met hun eigen kinderen. Volgens mij is een professional iemand die beroepsmatig ergens mee bezig is. Dat is met de beste wil van de wereld niet het geval bij ouders. In school zijn wij toch echt de professional en weten wij wat schoolse zaken betreft de zaken beter. Omdat we, als het goed is, niet emotioneel betrokken zijn.
Je hoort collega’s wel zeggen “We doen het toch voor de kinderen” of “Als we staken (lees: voor ons zelf opkomen) zijn de kinderen de dupe.” Dat heeft als gevolg dat we doorgaans helemaal opgaan in ons werk en het een deel van ons als persoon wordt. Daarom zijn we extra gevoelig voor kritiek. Kritiek op ons werk voelt dan als kritiek op ons als mens. Op wie we zijn. Dat willen vermijden is een niet meer dan logische reactie. Maar niet iedere logische reactie is een goede reactie. Zeker als het een reactie is die gevoed wordt door emotie in plaats van professionaliteit. Wees eerlijk: je doet het toch niet in de eerste plaats voor de kinderen? We werken toch gewoon voor ons geld. Dat is professioneel zijn. Ik krijg vaak geprikkelde reacties als ik dit zeg. Dat snap ik niet. Als een stratenmaker zegt dat hij voor het geld werkt vinden we dat toch ook niet meer dan normaal. Waarom is dat dan bij ons niet gepast om te zeggen?
Onlangs plaatste ik een poll op mijn weblog. De keuze was: roeping of werk? 80% koos roeping. In de commentaren kwamen geregeld de opmerkingen terug: “Ik zou het voor niks doen.” of “Ik doe het alleen voor mijn (!) kinderen.” Je neemt jezelf dan veel te serieus en tegelijk totaal niet serieus. 

We ondermijnen op deze manier dit, toch al brokkelige, professionele beeld zelf door toe te geven aan dit soort vragen en deze standpunten in te nemen. We zijn boos …. Terecht boos. Daarom staken we. Straal die boosheid uit en ga niet dansend jengelen op een stakingsbijeenkomst met een gekleurd hoedje op. Doe dat nou eens niet. Neem jezelf eens serieus.

In het prima boek “KEI in Hoogbegaafdheid” van Jan Kuipers staat: “Ouders hebben een oprechte drijfveer, maar ze hebben niet altijd gelijk.” (1)
Het is dus zaak deze drijfveren serieus te nemen en toch voor je eigen keuzes te staan. Dat vereist soms laveren, soms meebewegen, soms doorzetten maar vooral professionaliteit. Klagen is negatief en lokt bijna altijd een negatieve reactie uit. Je komt al snel in een vicieuze cirkel.


Verplichtingen
Als je voor je professionele keuzes staat heb je ook bepaalde verplichtingen. Je keuzes moeten goed onderbouwd en doordacht zijn. Verander je mindset eens. Verlaat de emotie en laat de feiten spreken. Je kunt maar beter voorbereid zijn op tegengas. Met onderbouwde, bewezen feiten. Je houding zal er een moeten zijn waaruit blijkt dat je de vraag van ouders oprecht vindt en serieus neemt. 


Ivo Mijland stelt dat een klacht een vraag om erkenning is. Maar dan negatief geformuleerd. Ouders willen erkenning voor hun gevoel. Geef hen die erkenning. (2) Zij mogen wel emotioneel reageren, vanuit hun gevoel …. Dat hoort bij hun rol in het geheel. Erken deze emotie maar ga dan in de professionele modus en verduidelijk je standpunt.
Daar heb je namelijk als professional goed over nagedacht en als de vraag of klacht tegen je professionele keuzes indruist en het echt de beste keuze is, moet je bij die keuze blijven. 
Ik pas daarbij soms de techniek van de “haperende elpee” toe. Ik luister en herhaal wat ik al eerder heb gezegd. Tot vervelens toe. Omdat ik oprecht weet en vind dat het de beste keuze is. Daar heb ik me op voorhand in verdiept. Ik kom beslagen ten ijs. En omdat ik dan als professional naar het probleem kijk is de eerdergenoemde emotionele lading weg. De vraag, eis of klacht raakt je minder. Het is geen aanval op jou als mens maar een vraag aan jou als professional.



Daarbij teken ik wel aan dat voor ons hetzelfde geldt: “Leerkrachten hebben een oprechte drijfveer, maar ze hebben niet altijd gelijk.” Ouders kunnen je in een gesprek aan het denken zetten en je je mening doen heroverwegen. Het is ook professioneel dat toe te geven. Ook dan ben jij nog steeds de professional. Heroverwegen is dan niet zwak of “toegeven”. Het is je eigen vakbekwaamheid vergroten.


Lastige gesprekken begin ik altijd met de mededeling dat we allemaal het beste voor het kind willen maar dat onze manier waarop we dit willen bereiken kan verschillen. Daar is over te praten. Maar mijn manier is wel het startpunt. Daar ga ik van uit. Maar door deze start is de kou vaak al uit de lucht.

We mopperen allemaal weleens met een mok koffie voor ons over die lastige ouders, die curling ouders, die “ik heb een vraag om half 9” ouders, die “heeft hij dyslexie of is hij misschien toch hoogbegaafd?” ouders.  Toch draagt een overdaad aan gemopper ook niet bij aan een professionele werkhouding. Zou het kunnen dat je een niet reële verwachting bij ouders hebt gecreëerd? Dan is het zaak dat ouders die verwachting onder woorden brengen en indien nodig bijstellen. Veel communicatieproblemen worden veroorzaakt door verschillende of onduidelijke verwachtingen.


Onze beurt
We zullen zelf onze professionaliteit moeten terugveroveren. De minister of anderen zullen dat echt niet doen. Ook de sociale media werken niet mee. We zijn inmiddels een soort nationale “kop van Jut” geworden. Iedereen heeft op school gezeten en weet er dus alles van. Iedereen kent een kind dat een rotjuf of rotmeester had. Iedereen kent een gepest kind waarbij de leerkracht en school hopeloos faalden. We hebben veel vakantie en we doen om kwart over 3 de deur achter ons dicht. En dus deugt het onderwijs niet. En dus is het systeem niet goed.

We hebben een van de beste systemen die er is. We eindigen hoog in allerlei rankings. Lees het OESO-rapport er maar eens op na. (3) Zeker als je kijkt naar de nationale investering in onderwijs is dat een prestatie. Internationaal gezien komt het primair onderwijs er bekaaid vanaf. Het secundair en tertiair onderwijs komt er financieel trouwens beter vanaf. (Rijksoverheid, 2014) (4) Laat je derhalve geen oor aannaaien. Uiteraard is er altijd verbetering mogelijk. Verbetering waarbij het aantal uitvallers en thuiszitters omlaag zal gaan. Maar die vereisen vooral een financiële injectie.  De rode draad is gewoon goed. Let wel: elke uitvaller of thuiszitter is er eentje te veel. Maar dat betekent niet dat het systeem niet goed is. Aan die basis is inmiddels al meer dan een eeuw geschaafd en verbeterd.

Wij zijn nu aan zet. Grijp die kans nu het momentum daar is. Het onderwijs staat in het middelpunt van de belangstelling. Dat vereist vakbekwaamheid en standvastigheid. Dat vereist lef en kennis. Dat vereist luisteren en bewegen, soms meebewegen en meer dan voordien tegengas durven geven. Serieus genomen worden begint toch echt met jezelf serieus nemen. Als professional. 

Bertus Meijer
Onderwijsenzo

December 2018

LITERATUUR
(1) http://www.cedin.nl/1591/kei-in-hoogbegaafdheid.html
(3) https://www.poraad.nl/nieuws-en-achtergronden/oeso-onderzoek-naar-het-nederlandse-onderwijsstelsel-gepubliceerd