zaterdag 21 december 2019

062. Is ons leuk wel hun leuk?




IS ONS LEUK WEL HUN LEUK?

Enige tijd geleden zijn er gelden voor werkdrukverlaging aan scholen toegekend. De besteding van dit geld leidt in de meeste gevallen tot een zichtbare verlaging van die druk. Dit mede doordat de leerkrachten zelf een flinke vinger in de pap hebben gehad bij de besteding. (1)
Een heleboel oplossingen circuleren: eventmanagers die activiteiten organiseren, inzet van meer vakleerkrachten, onderwijsassistenten en kleinere groepen.

Toch is er zonder grote financiële of personele investeringen nog meer winst te behalen. Winst in tijd, geld, organisatie en (werk- en leer)plezier voor kinderen. Op dat laatste leg ik in deze column de vinger.
Als we in het kader van werkdrukverlaging onze activiteiten onder de loep nemen is schrappen lastig. 
Er is een namelijk altijd een groep onderwijscollega’s die graag hun stokpaardje berijdt en niet wil dat hun gouden graal verloren gaat. En omdat het normaal is dat in onderwijsland iedereen een plasje over een besluit doet zijn veranderingen lastig. Zeker als ze op weerstand stuiten. Een niet breed gedragen, tot mislukken gedoemde activiteit is geboren.
De argumenten hiervoor zijn doorgaans op drijfzand gebouwd. Als belangrijkste worden genoemd “Het is zo leuk.” en “We hebben het altijd zo gedaan.” Ook de eventueel kritische reacties van ouders  op het verminderen van het aantal activiteiten voelt ongemakkelijk en vermijden we derhalve liever.

Op het “We hebben het altijd zo gedaan” ga ik in deze column niet in. Te onnozel.
Maar het argument “Het is zo leuk” fileer ik met liefde. 
Kinderen zijn doorgaans afhankelijk van onze grillen, grappen en grollen. En dus moeten ze, of ze willen of niet, meedoen met onze grootse Sintintochten, rommelpieten die hun veilige klas overhoop gooien (2), kerstdiners (waarom in vredesnaam?), verkleedpartijtjes, openingsfeesten, afscheidsgala’s en wat dies meer zij.
We vergeten weleens de kinderen die wellicht een andere definitie van “leuk” hebben. Onze definitie van leuk is namelijk niet universeel. Toch denken we vaak te kunnen bepalen wat goed is voor iedereen. Wij weten namelijk wel wat goed voor ze is. Niet leuk vinden is geen optie.

We weten diep in ons hart best dat er kinderen zijn die nachten wakker liggen van de spanning voor een activiteit. Ouders geven ook weleens een signaal in die richting. 
Kinderen die eigenlijk thuis willen blijven omdat het daar voorspelbaar is. En voorspelbaarheid is essentieel voor hun functioneren.
Kinderen die een massale happening als bedreigend en letterlijk adembenemend ervaren. En voor kinderen is iets al snel massaal. 
Kinderen die volwassenen die onverwacht raar doen als onveilig ervaren. De onvoorspelbare drukte en de gemaakte vrolijkheid zijn voor hen erg onprettig en bedreigend. 
Ook zijn er kinderen die eigenlijk gedijen bij een veilige en voorspelbare omgeving omdat het buiten school al onvoorspelbaar genoeg is. Ik was zelf zo’n kind. En ben nog zo. Massale activiteiten op school ervaar ik als bedreigend en vervelend kolossaal. Ik schik me inmiddels geroutineerd en beroepsmatig, maar voel me erg ongelukkig op dat soort momenten. De jaren dat Sinterklaas op mijn vrije dag valt zijn de beste jaren. Ik ben ook niet iemand die er voor terug komt. Mijn duo redt het prima zonder mij. Misschien wel beter.

Schoolkamp was de overtreffende trap van ellendig. Ik moest drie dagen van huis met vreemde leeftijdgenoten en opgefokte volwassenen met rare gewoontes, vieze wc’s en gek eten. Ik deed geen oog dicht (de weken ervoor al) en moest me aan de grillen overgeven van de organisatoren die “niet leuk” niet accepteerden. De juffen en meesters gedroegen zich ook ineens heel anders. Dat ik het ellendig vond durfde ik trouwens al helemaal niet te zeggen. Ik leed in stilte en telde minuten. Mijn hordenmoeder liet me deze horde soms niet nemen en meldde me ziek. (3) Het argument dat de leerling later niet mee kan praten ging in mijn geval ook helaas niet op. De keren dat ik wel meeging had ik erna geen enkele behoefte aan meepraten. Ik wilde het vergeten en verdringen. Ik wilde dat het weg was en niet was gebeurd. Niet nog eens gezellig in de kring herkauwen. Ik wilde dat school weer gewoon school was.

De redenen waarom scholen een kamp organiseren zijn flinterdun of met minder inspanning ook haalbaar. We praten daarbij over een activiteit waarin leerkrachten 60 uur onafgebroken in touw zijn zonder voor 60 uur betaald te worden. Over werkdruk gesproken.
Voordeel is dat ik de kinderen begrijp die liever in de klas zitten of zelfs liever thuis zijn. Maar ze moeten, want we hebben het altijd zo gedaan en het is toch leuk.
En ze durven het niet te zeggen. Maar je kan het zien. Als je goed kijkt kun je het zien aan sommige kinderen. Ze hebben het niet fijn. Ze willen rust en regelmaat. Daarin gedijen ze.

Ook de invoering van passend onderwijs zorgt voor een aanwas van leerlingen die niet gedijen bij drukte en onrust. Ik heb enige ervaring in het speciaal onderwijs en daar worden zaken anders ingevuld. Dat moest om het gevoel van rust en veiligheid voor deze kinderen te behouden. En ze genoten ook. Niet massaal maar klein en overzichtelijk voorspelbaar. Deze kinderen blijven nu vaker en langer in ons reguliere onderwijs. Om de zaak echt passend te maken zullen we ook hierin dus aanpassingen moeten maken.

Ongetwijfeld klimmen er nu mensen in de virtuele pen om te zeggen dat ik leuke dingen uit wil bannen en van scholen een leerfabriek wil maken waar alleen maar in rijtjes van 2 geleerd mag worden onder leiding van een frontaal docerende leerkracht. Niets is minder waar. Maar een tandje minder kan geen kwaad. Leg de zaken eens onder een vergrootglas. Het scheelt: organiseren, geld (in uren en materialen), verloren lestijd. Maar bovenal zullen alle kinderen gedijen. Is dat niet wat we willen? Of accepteren we tegen beter weten in dat sommige kinderen zich onprettig voelen?

Bertus Meijer / Onderwijsenzo
December 2019

Literatuur

zondag 8 december 2019

061. De PISA(NG)



 De PISA(NG)

Je moet onder een stenen toren hebben gelegen om het te missen; afgelopen week kwam het PISA rapport uit. 15-Jarigen uit 70 landen worden vergeleken op verschillende vakgebieden (lezen, rekenen, wetenschap en techniek). (1) Deze cijfers zijn objectief en betrouwbaar.
De schok was groot. We waren, vooral op het gebied van lezen, afgezakt naar een plaats in de middelste regionen. Vergelijk je ons met andere EU landen dan scoren we zelfs in de onderste regionen. Ik snap de schok niet. Een blinde kon dit zien aankomen.
Bijna een kwart (24%) van deze groep loopt het risico de school laaggeletterd te verlaten (dat was in 2003 nog 11%). Laat deze twee percentages even op je inwerken

Laaggeletterd zijn heeft enorme gevolgen. Martin Bootsma stelt in zijn column: “Een laaggeletterde kan bijsluiters van medicijnen amper lezen, lastige contracten en formulieren (mobiele telefonie, toeslagen, huurwoning e.d.) niet doorgronden of vlot een krant lezen. De problemen die laaggeletterden tegenkomen zijn vaak financieel van aard. Zo is de helft van alle cliënten in de schuldsanering laaggeletterd.” (2) 
Kijk je naar zaken als gelijke kansen (3) dan kunnen we alleen maar concluderen dat het huidige lerarentekort (met zijn noodverbanden als een 4-daagse schoolweek, inzet van onbevoegden, verdeelde en naar huis gezonden klassen) desastreus is in dit verband. En als je als 15-jarige deze achterstand hebt haal je hem doorgaans nooit meer in. Denk je even in: 24% is ongeveer 7 kinderen per klas. Zeven!

Dezelfde dag sprong men in de stofwolken om elkaar om de oren te slaan met oorzaken. En die lagen vooral buiten onszelf. Waar we ons op de PABO een ongeluk op onszelf reflecteren is het nadien wat lastiger.

Wellicht ligt er ook een deel buiten onze invloed.

Eva Naaijkens stelt bijvoorbeeld terecht op Twitter: “In feite zijn hoogopgeleiden mede de veroorzakers van de ontstane leesproblemen door steeds de ‘bedoeling’ van het onderwijs ter discussie te stellen. Als antwoord zie je dat men op veel plaatsen de focus verlegt van kennis naar vaardigheden. Gevoed door hypes en trends.” (4)

Ook op de PABO is men veel te veel hype- en trendgevoelig. De kern wordt uit het oog verloren: kinderen basisvaardigheden als (kritisch) lezen, rekenen, spelling en een stevige basis van algemene kennis bijbrengen zodat ze klaar zijn voor welke toekomst dan ook. De gevolgen zijn desastreus. Ik krijg geregeld curricula van PABO’s (er is vreemd genoeg geen overkoepelend curriculum) op mijn bureau. Wat ik zie is om te huilen. Er worden hypes omarmd die geen enkele onderbouwing kennen, bewezen zaken als directe instructie staan bijna standaard niet in het lesplan en het aantal contacturen is minimaal. Daar komen onze toekomstige collega’s vandaan.

Als het aanbrengen van basisvaardigheden en kennis als not done wordt gezien is deze strijd als verloren te beschouwen. Kinderen worden gelijke kansen ontnomen met deze laakbare werkwijze en zienswijze.
Een argument om dat niet te doen is dat men kinderen moet voorbereiden op beroepen die nog niet bestaan en een toekomst die ongewis is. GELUL! Ziet men dan niet dat voorbereiden op onbestaande beroepen onmogelijk is? Het is kinderen opofferen aan experiment- en vernieuwingsdrift. Kap daar eens mee. Er is geen toekomst denkbaar waarin bovengenoemde basisvaardigheden en -kennis misbaar is. Daarbij komt dat we kinderen in het basisonderwijs helemaal niet voorbereiden op beroepen. We brengen ze een gedegen basis (what’s in a name) bij. Waar ze later mee verder kunnen. 

Een ander genoemd argument is het feit dat kinderen en ouders de hele dag op hun mobieltjes zitten en er weinig meer wordt voorgelezen. Onze minister opperde zelfs hopeloos dat opa’s en oma’s maar achter de geraniums vandaan getrokken moeten worden om deze taak op zich te nemen.
Accepteer die mobieltjes nu maar. Ze zullen niet weggaan. En de gevolgen ook niet.
Over het lachwekkende voorstel van de minister hoef ik het hopelijk niet te hebben. Hij heeft het opgegeven blijkens deze oplossing. Ik herhaal wat ik eerder stelde dat het moment van opgeven het moment van portefeuille-teruggave zou moeten zijn. Bij deze langdurige marteling is niemand gebaat. Hij niet, wij niet en de kinderen niet. 

Waar hebben we wel invloed op?
Dat is toch echt onze eigen professionaliteit.
We zijn verwaarloosd maar we hebben onszelf ook verwaarloosd. Pas de laatste jaren breekt er een ander besef door. Maar we zijn er nog lang niet.

Martin Bootsma tweet: “E.D. Hirsch jr. geeft aan dat onderwijs ertoe dient om ervoor te zorgen dat jongeren later het publieke domein kunnen betreden. Als je dit gegeven nu eens zet naast de resultaten van #pisa2018, dan weet je dat we ernstig tekort schieten. Velen kunnen straks niet meedoen”(5)

Au!
Wij hebben als het goed is allemaal geleerd hoe we kinderen zaken moet bijbrengen. We zijn de professionals. En die taak is wellicht de belangrijkste taak denkbaar. We moeten deze met alle inzet die we hebben uitvoeren.
In Trouw staat op 3 december: Onderwijs is steeds meer een race geworden. Ouders weten dat je middelbare schooldiploma niet alleen je vervolgopleiding bepaalt, maar ook je kansen op een succesvolle positie in de maatschappij. Ouders van schoolgaande kinderen worden steeds veeleisender als het gaat om de kwaliteit van het geboden onderwijs. Als de cijfers van hun kinderen tegenvallen is in de perceptie van ouders die kwaliteit niet goed genoeg.”(6)

Ik denk dat ouders wat betreft het laatste gelijk hebben. De lezer zal nu de neiging hebben in de gordijnen te klimmen, maar soms moeten dingen gezegd worden.
Vaak gaat een deel van onze inzet in bijzaken zitten. We zijn weken bezig met het optuigen van een Sinterklaasfeest, we vieren een week dat de school 30 jaar bestaat. 
We vergaderen urenlang over de nieuwste hype en omarmen deze dankbaar. Er is weer een nieuw 5-stappenplan uit een managementhoed getoverd waarmee we pleisters kunnen plakken. We gaan voor de snelle en ogenschijnlijk makkelijke oplossingen. Kinderen dingen leren is een zaak van een lange adem en een gedegen, op onderzoek gebaseerde, aanpak.
Maar hebben we het weleens over onze verwachtingen, praten we weleens over echt lesgeven en goede instructie? Verliezen we niet te veel tijd aan ruis? Wanneer heb jij een goede nascholing of studiedag gehad waarin de kwaliteit van je instructie centraal stond? Zo’n studiedag waar je dingen leerde die je nu, maanden later, nog effectief inzet. 

Er is werk aan de winkel, mensen. Hup ….. We hebben ook invloed. Gebruik die …
Dit neemt niet weg dat het ministerie eens moet beginnen met investeren in ons, onze kinderen en onze inzet moet belonen. Geen incidentele pleisters maar structurele oplossingen. Dus ook voor de minister is er werk aan de winkel. Welke minister dan ook.

Bertus Meijer / Onderwijsenzo

Literatuur:

Verder lezen:
Over begrijpend lezen en het gebruik van strategieën:

Nederland behoort tot de treurige groep waar sinds de deelname in 2003 de schoolprestaties in alle vakken voortdurend een dalende trend vertonen

PISA en onze zuiderburen.


zondag 1 december 2019

060. Ik lees dingen: Wanden weg!



Ik lees dingen …..
Wanden weg.

Op 29 november 2019 verschijnt er op de website de Volkskrant een opiniestuk met als titel: “We moeten de wanden tussen school en de buitenwereld maar opheffen.”  (1) Ik ben benieuwd naar de inhoud van deze stellingname en, vooral, de onderbouwing. 

Het is gaat over het veranderde standpunt van Rik Maes. Hij is hoogleraar informatiemanagement. Anna Deens schreef het artikel. (1) 
Op LinkedIn vind ik de volgende bio : “Gefascineerd door leren (vandaar mijn Twitternaam 'hoogleerling'), wat ik vooral deel via de Academy for Information & Management. Inmiddels emeritus hoogleraar aan de UvA en gewezen bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit. Wil onze visie op (informatie)management graag verrijken met elementen uit de filosofie, kunst, poëzie, design en architectuur: leren van 'verschilligheid'. “ (2)

Ik zal het artikel eens onder de loep nemen aan de hand van enkele citaten.
Wat wel opvalt is dat er in het artikel geen enkele verwijzing of andere bronvermelding van feiten staat. Dat is jammer. We moeten het dus allemaal blijkbaar maar voor waar aannemen of zelf bij elkaar Googlen.

Citaat 1:
De hoogleraar heeft een draai van 180 graden gemaakt, zegt hij zelf.
Zijn oude zienswijze was dat er vooral op school (als plek) geleerd wordt. Tegenwoordig ziet hij juist dat je veel meer buiten de school leert dan op school.
Scholen doen nog steeds te veel alsof je alles daar leert, daarin mogen ze bescheidener zijn.”
Los van de vraag of het onbescheiden is dat je veel (niet alles) leert op school vraag ik me af of het deze zienswijze correct is.
We zijn leerkrachten maar niet wereldvreemd. Om ook weer eens anekdotisch te zijn; ik ben nog geen collega tegengekomen die vond dat op school alles geleerd wordt. Dat wel vinden is zeker onbescheiden. Heeft de heer Maes onderzoek gedaan? Heeft hij leraren gesproken? Ik wil graag overtuigd worden.

Citaat 2:
Mijn kleindochter van 7 heeft vrijwel geen Engels op school gekregen, maar verstaat al een behoorlijk woordje. En als ik terugdenk aan mijn eigen tijd als middelbare scholier, dan heb ik eigenlijk veel meer geleerd op het voetbalveld dan in de klas, zoals sociale vaardigheden en accepteren dat je ergens niet zo goed in bent.
We hebben aan het drama met de iPadscholen gezien (de dochter van Maurice de Hond kon op een iPad werken, dus het onderwijssysteem moest anders) dat dergelijke anekdotische bewijzen met een controlegroep van 2 leuk zijn voor de bühne. Het ziet er aardig uit, maar er is meer nodig dan dit soort “ik-heb-meegemaakt-dat-verhaaltjes”

Citaat 3:
“De mentaliteitsverandering in zowel het onderwijs als de maatschappij blijft uit: we kijken vooral achteruit.”
Uitgaan van het goede en dit constant verbeteren is mijns inziens de goede instelling. Onderwijs dient zich constant te verbeteren. Bepaalde zaken als kunnen lezen (begrijpend en kritisch), basale kennis, rekenen en spelling zullen met welke nieuwe technologie niet verdwijnen. En als dat wel zo is zal dat met technologie gebeuren die we nu nog niet kennen. Om dan speculatief de boel om te gooien is wederom een experiment met kinderen. Kinderen zijn helaas geen laboratoriummateriaal dat weggegooid kan worden. Ik herhaal de opmerking van Martin Ringenaldus: “Kinderen hebben maar een kans op goed onderwijs. Dat mogen we niet verkloten.”

Citaat 4:
“Organisaties vergeten vaak de creativiteit van hun mensen aan te boren, daar begint het eigenlijk mee.”
Om creatief te zijn is kennis nodig. Ik geloof dat ik redelijk creatief met woorden ben. Dat kan ik alleen zijn omdat men de moeite heeft genomen om mij een goede taalbasis aan te bieden. Wat is een goed betoog, hoe schrijf je het op, spellingvaardigheid en woordenschat. Zonder die kennisbasis had ik het niet aangedurfd om dit soort zaken te schrijven. Ik heb een stevig kennisfundament waarop ik mij creatief uit. Mijn kennis geeft me zekerheid en zelfvertrouwen.
Het begint dus niet met creativiteit. Het is voor mij juist een eindstation.

Citaat 5:
“We moeten de wanden tussen school en de buitenwereld maar opheffen.”
Deze stelling wordt niet onderbouwd. Middels een paar kreten probeert de heer Maes dit aan te tonen. Dat is wat mij betreft mislukt.
Dit los van het feit dat ik denk dat de schrijver al lang niet meer in scholen is geweest. Er zullen dunne wanden zijn. Daar zitten ramen en deuren in. Meer dan vroeger. En je kunt je afvragen of die dunne wand erg is. Ik denk het niet. 

Citaat 6:
En als ik terugdenk aan mijn eigen tijd als middelbare scholier, dan heb ik eigenlijk veel meer geleerd op het voetbalveld dan in de klas, zoals sociale vaardigheden en accepteren dat je ergens niet zo goed in bent. Allemaal kennis en vaardigheden die ons helpen in een complexe wereld overeind te blijven.”
Als ik erg mierenneukerig ben zeg ik in het citaat geen kennis tegen te komen. Kennis waarin wel wordt gerefereerd in de laatste zin.
Uit geheel blijkt ook hier dat de heer Maes al geruime tijd niet in een school is geweest. Sociale vaardigheden en leren omgaan met falen zijn voor nagenoeg iedere leerkracht een belangrijk onderdeel van het werken met kinderen. Het is fijn dat hij zo veel heeft geleerd op het voetbalveld maar met dergelijke grappige anekdotes red je het niet. De onderbouwing ontbreekt andermaal. Ik kan er echt niks mee.

Citaat 7:
“Het is prettig om vastigheid te ­hebben, maar de wereld verandert”
Helaas staan er meer van dit soort oneliners in het stuk die het leuk doen op tegeltjes, maar die geen enkele onderbouwing hebben. Hier kun je niks mee, hier kun je alles mee.

Hij zegt op het eind: “De filosoof Richard Rorty zegt het mooi: er ontstaat een grote vrijheid in jezelf als je niet altijd gelijk hoeft te hebben.”
Ik hoop dat hij dit ook op zichzelf van toepassing vindt. Hier omheen hangt vooral een sfeer van kijk-mij-eens-interessant-alles-anders-willen. Da’s jammer. Zo verdwijnen de wellicht goede elementen in het verhaal onder een dikke laag babbelsneeuw.


Bertus Meijer / Onderwijsenzo 
December 2019