dinsdag 29 januari 2019

008. Flinterdunne murwheid



Geweld tegen leerkrachten.
Murw is flinterdun.

Van de week werden we weer eens opgeschrikt door een filmpje waarin te zien is dat een agressieve leerling (zowel fysiek als verbaal) door een leerkracht bij de nek werd gegrepen en weg werd gewerkt.
De verbazing is weer eens enorm.

Terwijl mensen in, met name, het voortgezet onderwijs hier niet eens meer van opkijken. Uit een onderzoek uit 2015 van Duo Onderzoek bleek dat het in schooljaar voorafgaand aan dat onderzoek bijna 10.000 keer voorkwam. Dat is per schooldag ongeveer 50 keer. Laat dit getal even op je inwerken. Ik denk dat dit aantal anno 2019 niet lager ligt. Eerder hoger.

Elke dag 50 leerkrachten die naar hun werk gaan vanuit hun veilige huis om jonge mensen te helpen een volwaardige plek in de maatschappij te vinden en ze dingen te leren.
Elke dag 50 leerkrachten die worden geslagen, bespuwd, geschopt of erger om redenen die wat mij betreft volkomen irrelevant zijn. Geen goedpraten mogelijk.

De verbazing is nu alleen maar omdat het (weer) gefilmd is door een stoere medeleerling en op het net is gezet.
De leerkracht is teruggefloten door zijn directie en is aangeschoten wild geworden. Er volgt een gesprek met hem heeft de directie na de publiciteitsstorm besloten.
Welke beslissing de labbekakkerige directie nu ook neemt. Hij kan niet meer terugkeren op deze school. Hij zal niet meer aan de slag gaan en zal roemloos zijn onderwijscarrière zien eindigen. Collega’s die dit lezen. Denk je even in dat jij het bent. Ik zou me van eenzaamheid geen raad meer weten.

Ik denk dat als je als directie forse maatregelen neemt tegen dit soort zaken het juist goed is voor je uitstraling. In tegenstelling tot wat men denkt. Dit is een school waar dit soort zaken niet getolereerd worden. Hier doen ze er iets tegen. Als ik de keus had stuur ik mijn kind hierheen. 

En de betreffende leerling? Geschorst voor even en na een forse “foei” weer op school. Stoer en invloedrijk. Want hij heeft wel even een geweldig showtje weggegeven. Hij heeft punten gescoord en is gestegen in aanzien.

Ik had een aardige discussie op internet hierover. De tendens was dat we, ook hier, zoals bij zoveel zaken die niet kloppen in het onderwijs murw (lees: lamgeslagen en afgestompt) geworden zijn.
Nu denk ik dat die murwheid een flinterdunne murwheid is.
50 Per dag is een abstract getal. Maar als ik zeg dat 50 levens zwaar aangetast zijn …. Vaak van goede leerkrachten die, na zo’n gebeurtenis, zeggen te stoppen met dit werk (hallo lerarentekort). En dat iedere werkdag weer. Elk uur dat de school open is een stuk of 5. In een betrekkelijk klein land. 

Waarom is deze murwheid flinterdun?
Omdat op het moment dat jij het slachtoffer bent er van die murwheid niets over is. Je bent evenzeer geraakt als vroeger.
Waarschijnlijk zelfs meer omdat je collega’s murw zijn. Omdat je directie murw is. Je staat nog eenzamer alleen dan vroeger. En dat gevoel van eenzaamheid is, denk ik, het ergste. Je collega’s zijn murw, je directie steunt je niet echt, thuis begrijpen ze het niet helemaal.
Het filmpje van een van de rotste momenten van je leven zal altijd blijven circuleren. Het filmpje kan altijd weer opduiken. Het zal nooit ophouden. De dreiging is er altijd.

Ik pleit er derhalve voor om niet alleen de straffen voor geweld tegen hulpverleners te verhogen maar in deze ook geweld tegen onderwijspersoneel zwaarder te bestraffen. 
En doe dat ook meteen volgens het volwassenrecht. Verlaag de leeftijd derhalve van 18 naar 14 jaar. 
Men denkt als een volwassene te kunnen handelen. Men denkt levens te kunnen ruïneren. Accepteer dan ook dat je als een volwassene wordt behandeld. En neem daarin de stoere cameralui ook meteen mee.

Bertus Meijer
Onderwijsenzo
Januari 2019 



donderdag 24 januari 2019

007. Kinderen waar niets mee is ....




Ik breek een lans voor de kinderen “waar niets mee is”.


Ik plaats geregeld allerlei foto’s en dergelijke op mijn pagina en verbaas me over de inmiddels voorspelbare reacties.

·     Als ik een foto van een klaslokaal plaats begint men al snel te klagen dat de prikkels te veel zijn voor sommige kinderen. (Citaat: “Als ik zo inricht ga ik stuiteren en heb ik ook 25 stuiterballen in de klas.”)
·     Als ik opper dat spelling ook op bij topotoetsen mee moet tellen wordt al snel geroepen dat dat niet wenselijk is omdat je dan de dyslectische kinderen benadeelt. (Citaat: “Lekker zeg als je dyslexie hebt. Zo heb je nooit een kans. Spelling dus nooit meetellen. Zo oneerlijk dit.”)
·     Als ik bepaalde werkvormen in het zonnetje zet is men het er niet mee eens want de meer begaafde slimmeriken komen niet aan hun trekken. (Citaat: “De slimme kinderen zijn dan zo klaar. Heb je wel nagedacht wat zij hiervan leren?”)
·     Als we kinderen juist wel uitdagen wordt er weer gezegd dat we de kinderen met faalangst dan overvragen en hun problemen vergroten. (Citaat: “Je zal maar faalangst hebben en zo benaderd worden. Slechte leerkracht die dit doet.”)

Wat is dat toch? 
Die neiging op hoge toon collega’s (!) de maat te nemen en vervolgens met de vinger wijzend naar anderen de hele organisatie willen organiseren rondom een kleine groep kinderen?
En hoeveel van die groepen zijn er inmiddels: prikkelgevoelig, hooggevoelig, hoogsensitief, ADHD, dyslectisch, meerbegaafden, faalangstigen enz.
Vergeten we de kinderen “waar niets mee is” niet af en toe? Het lijkt alsof die er een beetje bij inschieten.

Er zijn bijvoorbeeld kinderen die een lokaal waar veel te zien is juist prettig vinden. 
Ik weet dat ik vroeger heerlijk kon wegdromen bij de wandplaten en Bijbelse viltfiguren. Ik woonde in zo’n kasteel en vocht mee met de ridders. Ik liep met het volk door de woestijn onder leiding van Mozes. Sommige oud-leerlingen hebben het nog over de beelden, de schilderijen en andere zaken in mijn lokaal.
Als je echt denkt dat al (!) je leerlingen en jij gaan stuiteren van een prikkelrijke omgeving moet je je afvragen of het probleem bij alle kinderen of bij jezelf ligt. Wat is trouwens stuiteren en waarom is dat erg? Kun je wellicht je lokaal zo inrichten dat de stuiteraars en de “wandplaatkijkers” aan hun trekken komen.

Spelling niet mee laten tellen met toetsen in andere vakken is natuurlijk vreemd. Dat heb ik in een eerder blog al aangegeven. Het doel van spellingonderwijs is juist dat het op geautomatiseerd niveau wordt gehanteerd in alle taaluitingen. Of hoeven ze alleen maar goed te spellen in het werkboek spelling en met een dictee? En ja, ik houd rekening met alle kinderen, maar vraag ook aan de kinderen een zekere inspanning. Dat hoort toch tot onze kerntaak.

Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Ik pleit ervoor om ook aandacht te besteden aan de kinderen “waar niets mee is”. Zeker na de invoering van Passend Onderwijs dreigt deze groep ook in de verdrukking te raken. De anderen vragen blijkbaar zoveel aandacht van ons dat ze vergeten dreigen te worden. We gaan helemaal op in de kinderen “waar iets mee is”.

Kinderen “waar niets mee is” zijn kinderen die label-loos door het leven gaan, die de stof makkelijk oppikken en soms wat extra uitleg nodig hebben, die sociaal goed in de groep liggen en gedragsmatig geen uitschieters hebben. Soms moet je ze waarschuwen waarna ze weer in het gareel meedraaien. Ze hebben vaak II en III scores.

Bedenk eens welke leerlingen dat in jouw groep zijn. Het zijn er meer dan je denkt. 
Kijk vervolgens eens in je leerlingvolgsysteem. Je herkent deze leerlingen aan het feit dat er weinig aantekeningen over hen in dit systeem staan. Ze hobbelen al jaren probleemloos mee. Van die leerlingen waar van je soms zegt; “Van hem wil ik wel een klas vol hebben.” Hun onderwijs is al snel passend want het is al gauw goed.

Ik denk dat ik zelf vroeger zo’n leerling was. De lessen ben ik vergeten. Ik herinner me vooral de momenten waarop de leerkracht ook aandacht voor mij had. De momenten dat ik ook even in het zonnetje stond.
Zullen we eens proberen een keertje per week ook de leerling “waar niets mee is” in het zonnetje te zetten en extra aandacht te geven? Ze horen er ook bij.

Bertus Meijer / Onderwijsenzo
Januari 2019 


zaterdag 19 januari 2019

006. Nog blog .....


De kracht van “NOG”.
Soms is het goed nog niet van de feiten uit te gaan.

Bijwoorden. Ze hangen er wat bij. Het woord zegt het al.
“Nog” is zo’n woord dat achteloos gebruikt wordt en dat weinig om het lijf heeft.
Als je iemand de betekenis vraagt zal dat niet lukken. 

Het woordenboek geeft onder andere als betekenis: “Tot nu (toe)”


  • ·     Heb jij dat nog niet gedaan?
  • ·     Heb jij dat tot nu toe niet gedaan?

  • ·     Ik wil dat nog niet.
  • ·     Ik wil dat tot nu toe niet.

Ik vind trouwens de tweede zin bij beide voorbeelden iets vriendelijker klinken. Er komt zeker een vervolg.

Toch kun je in het werken met kinderen (en volwassenen) een wereld van verschil maken met alleen het woordje nog.
Kinderen zeggen weleens: “Ik kan dat niet.” Daarmee geven ze eigenlijk aan dat dat een feit is en dat het weinig zin heeft om het als volwassenen te proberen bij te brengen. Want het feit blijft. “Ik kan dat niet.” Zie ze maar eens zo ver te krijgen dat ze hun schouders eronder zetten. Ikzelf zeg dit over bijvoorbeeld piano spelen. Ik ga me er niet meer druk om maken want ik zal dat nooit onder de knie krijgen. Ik luister wel naar Dave Brubeck.

Herhaal het vaak en zeg het vaak in je hoofd als een soort mantra. Dan ga je het nog geloven ook. Het is een definitief gegeven. De negatieve spiraal is er. 
Gevolg is dat de intrinsieke motivatie om inspanningen te leveren minder wordt en in het ongunstigste geval verdwijnt. Om over succeservaringen maar te zwijgen.
Piano spelen? Ik probeer het niet eens meer. 

Je kunt het woord “nog” op een positieve manier gebruiken. Zeker in combinatie met “nu”
Als een kind zegt “Dat kan ik niet” kun je als leerkracht zeggen “Nee, dat kan je nu nog niet.” Daarmee geef je aan dat het slechts een kwestie van tijd is voordat hetgeen waar het over gaat beheerst wordt. Niets is definitief. Nu lukt het misschien nog niet maar heb maar vertrouwen dat het goed komt. Dat heb ik ook.

Gebruik het woord vaak op deze manier. Geef er geen uitleg bij. Als je deze mantra (een spreuk met een magisch effect) vaak herhaalt zal het ook beklijven. Het kind zal zich niet neerleggen bij het feit dat het onkundig is. Even wachten en het is wel mogelijk …. De meester of juf vertrouwt erop.
Op een zeker moment zal het kind het woord zelf op deze manier gaan gebruiken. De negatieve spiraal is doorbroken.

Ook op rapporten van kinderen en in gesprekken met ouders kan “nu nog” een wereld van verschil maken.
Schrijf eens in een verslag: “De tafel van 5 gaat al heel goed. De tafel van 3 is nu nog lastig.” Iedere lezer weet dan dat het een kwestie van tijd is vooraleer de tafel van 3 ook tot de parate kennis behoort.
Zeg eens tegen ouders in een gesprek: “Gedurende de ochtenden werkt Sam al heel goed en geconcentreerd. De middagen zijn nu nog een beetje lastig.” De ouders weten dan dat de middagen een punt van aandacht zijn maar dat je als leerkracht alle vertrouwen erin hebt dat het goed zal komen. Er wordt aan gewerkt door de leerkracht en door Sam. 

Aangeven dat je best wel verwachtingen hebt is motiverend voor kinderen. Verwachtingen beïnvloeden de prestaties van kinderen. Je kunt verwachtingen op een heleboel manieren vormgeven in de klas. Het klimaat in de klas is een van die invloeden. Zorg voor een warm verwachtingvol klimaat voor alle kinderen. Het woordje “nog” is daarbij een simpel, meteen inzetbaar, middel.
Als je meer wilt weten over de invloed van verwachtingen raad ik je aan je te verdiepen in het Rosenthal-effect.

Ondertussen zet ik maar weer een muziekje van Dave Brubeck op. Want pianospelen kan ik niet. En dat is soms prima.

Literatuur:






Bertus Meijer

Januari 2019

woensdag 2 januari 2019

005. Het past niet. (over Passend Onderwijs)

Het past niet.
Passend onderwijs. Pas op de plaats?




Het is begin januari. De feestdagen zijn voorbij en mijn kleren zijn weer te krap. Het past niet meer. En dus maar weer aan de lijn gegaan.

Maar er past meer niet ….. al lang niet.
Enige tijd geleden plaatste ik een discussiestelling op mijn pagina Onderwijsenzo: “Passend onderwijs is mislukt.”
Men zei terecht dat het geen stelling was die discussie zou opleveren. Nagenoeg iedereen was het ermee eens. Het was meer een feit leek het wel. De beoogde discussie ontbrak. 

Het ministerie zegt over passend onderwijs: Alle leerlingen moeten een plek krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en hun mogelijkheden. Dit heet passend onderwijs. Deze vorm van onderwijs moet ervoor zorgen dat elk kind het beste uit zichzelf haalt. Scholen bieden daarom extra hulp aan leerlingen die dit nodig hebben, zoals kinderen met leer- of gedragsproblemen.”(https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/doelen-passend-onderwijs)
Dit geldt vanaf augustus 2014. Tijd om na ruim 4 jaar de balans op te maken.

Deze definitie staat als een huis en geen mens zal het er niet mee eens zijn. Maar het venijn zit in de laatste zin.
Scholen bieden daarom extra hulp aan leerlingen die dit nodig hebben, zoals kinderen met leer- of gedragsproblemen.”
Allereerst zijn het niet de scholen die die hulp bieden maar toch echt de mensen in de school. De leerkracht, de onderwijsassistent, de intern begeleider en nog meer hardwerkenden. Scholen zijn gebouwen. Het gaat hier om mensen die het moeten doen.
En dat past niet. Zij zijn de belangrijkste schakel.

In de praktijk blijkt het onmogelijk om in de grote groepen (meer dan 30 leerlingen is normaal) van tegenwoordig ook nog passend onderwijs te bieden aan kinderen met ADHD, ASS, TOS, ernstige dyslexie, hooggevoeligheid, PDD-Nos, hoogbegaafdheid enz ….
Het frustreert extra omdat we zo graag willen en constant met onze neus op de feiten worden gedrukt dat het niet lukt.
Waarom? Omdat het nu eenmaal onmogelijk is om naast het gewone dagelijkse werk in de klas ook nog specialist te zijn in alle bovengenoemde gebieden. 
We hebben nagenoeg allemaal nascholingen gehad op dit gebied en de eerlijkheid gebiedt me te constateren dat de kwaliteit van deze nascholingen over het algemeen niet geweldig is. We leren er echt niet hoe we met kinderen met dergelijke problemen om moeten gaan. Zeker niet als je kijkt naar de hoeveelheid verschillende labels. Bovenstaande opsomming is verre van compleet. Wij kunnen dat niet. Laten we dat nu eens gewoon toegeven in plaats van door te modderen.

Dat levert werkdruk op. Werkdruk heeft voor mij namelijk alles met zingeving te maken. Een zinloze taak levert werkdruk op. 
Werkdruk is in dit geval ook gebrek aan succeservaringen. Uit het bovenstaande zal blijken dat passend onderwijs een enorm gebrek aan succes oplevert. En dus werkdruk.
We willen zo graag en het lukt niet.

Ik denk dat ik, net zoals velen van ons, vol goede moed en redelijk enthousiast aan deze uitdaging ben begonnen. Het klonk allemaal idealistisch en daar trek je de gemiddelde leerkracht makkelijk mee over de streep. De praktijk heeft ons helaas ingehaald. Het is niet gelukt. En daarvan zijn kinderen, ouders, leerkrachten en alle betrokkenen de dupe geworden.



Kijk je naar de grafiek over het aantal vrijstellingen op de leerplichtwet (een deel van de thuiszitters) dan kun je concluderen dat het aantal na de invoering van passend onderwijs niet gedaald (wat wel te verwachten was) maar rap gestegen is. Alweer een onderdeel waar we dus van een mislukking kunnen spreken.
Deze kinderen hebben m.i. specialistische hulp nodig die een reguliere basisschool wel wil, maar niet kan geven. 

De ouders zijn nog eens apart hoofdstuk. De huidige internetgeneratie weet waar ze de mosterd moet halen en laat zich niet met een kluitje het riet insturen. Geef ze eens ongelijk. Het gaat per slot van rekening om hun (zorgen)kind. Ouders kennen hun rechten en zullen dat ook luid en duidelijk laten weten aan de leerkracht. Een nieuwe bron van werkdruk. 
Het stapelt zich op.

Daarbij gevoegd de veelgenoemde niet efficiënte zinloze administratie en het uit den treure moeten overleggen met allerlei mensen van allerlei instanties maakt de werkdruk niet kleiner. Integendeel. Ik heb al heel wat overlegmomenten gehad op onhandige tijden die een herhaling bleken te zijn van wat iedereen al wist. Alleen omdat het om een of ander protocol zo moest.

In juni 2018 kwam de voortgangsrapportage Passend Onderwijs. De conclusies waren hard en kwamen in het kort neer op: “Passend onderwijs is mislukt.” We hebben het kunnen lezen. 
De minister reageert zoals te verwachten is. Hij deelt de zorgen maar het is niet mislukt.
Er komen drie aandachtspunten in de oplossingssfeer:
1.     Eigenaarschap bij de scholen door ze te ondersteunen bij het opnieuw definiëren en levend houden van schoolondersteuningsprofielen. Hij wil ook de medezeggenschap op de begroting bij het ondersteuningsplan verbeteren en roept scholen en samenwerkingsverbanden op om overmatige administratie aan te pakken.
2.     Betere informatievoorziening voor scholen, ouders en leraren is een belangrijk verbeterpunt. Scholen moeten meer inzicht krijgen in de beschikbare middelen. De minister zal voor een beter passend aanbod van scholen, hen meer ruimte en mogelijkheden geven zoals het tijdelijk afwijken van onderwijstijd. Ook moet informatie over de ondersteuning voor ouders beter vindbaar worden.
3.     Aanscherpen van de taken, verwachtingen en governance van samenwerkingsverbanden door hen meer inzage te geven in hun gegevens en door intern toezicht bij samenwerkingsverbanden te verbeteren. Na de zomer van 2018 wil de minister met ouders, leraren, scholen, besturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten in gesprek om de maatregelen uit te werken en in te vullen.
(https://www.vo-raad.nl/nieuws/minister-passend-onderwijs-zeker-niet-mislukt)
Ergens in 2020 volgt een evaluatie.
Is er na de zomer van 2018 als een gesprek geweest (punt 3)?
Is de overtollige administratie al aangepakt (punt 1)?
Hebben scholen al meer inzicht in de middelen (punt 2)?

In alle aanbevelingen staat weinig tot niets richting uitvoerenden. Hun taak wordt niet verlicht.
Kortom: We drinken een glas, we doen een plas en alles blijft zoals het was.
Des te schrijnender omdat, gezien het aanstormende lerarentekort, de problemen alleen maar groter worden.

Je hoort vaak dat passend onderwijs een verkapte bezuiniging is. Meer leerlingen in het reguliere onderwijs is goedkoper dan in het speciaal onderwijs. Of dat de insteek was weet ik niet en we zullen het ook nooit te horen krijgen als het wel zo is.

Het zal duidelijk zijn dat dit Haagse geëxperimenteer met kinderen en leerkrachten alleen maar verliezers heeft opgeleverd. Kinderen krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Dat geldt voor de zorgleerlingen maar in het verlengde ervan ook voor de niet-zorgleerlingen die ook hun aandacht verdienen. Dat geldt voor leerkrachten die gefrustreerd moeten toezien dat het niet lukt. Hoe graag ze ook willen. Ik ben benieuwd of de burn-out cijfers in het onderwijs de laatste 4 jaar omhoog gegaan zijn. 
Kinderen zijn niet om mee te experimenteren. Leerkrachten zijn niet om mee te experimenteren.
Draai de boel deels terug en geef eens toe. Ik denk dat dat nog meer waardering op zal leveren dan het ministerie denkt. Mijn waardering krijgen ze dan (deels) terug.

Bertus Meijer
Januari 2019